Lutetiae, 1 Aprilis 1645.
Valedixi iam reginae regenti,Ga naar voetnoot15 pergam et caeteris valedicere. Scripsi Osnabrugam, ut discam e legatis quo et qua iter mihi capiendum sit, et si Osnabrugam, ut habeam tuti itineris litteras a legatis eorum quorum terrae mihi erunt transeundae.Ga naar voetnoot16 Interim ne tempus periret, scripsi et ad dominum Spiringium, ut si Osnabruga nihil certum discam, curet huc venire navem bellicam, quae me ex Gallico portu aliquo Gothenburgum deferat.Ga naar voetnoot17 Addidi, si id fieri non posset, impetret mihi literas tuti itineris, ut ex Hollandia eam Gothenburgum. Sed suspicio mihi incidit fieri posse, ut qui eas daturi sunt literas, in literis ipsis aut in suo decreto aliquid sint admixturi de rebus olim actis,Ga naar voetnoot18 quod plane nolim, et potius aliud quodvis iter capiam. In his me ut adiuves, rogo. Forte a Danis impetrato commeatu possem per terras et breves traiectus venire in Suediam.Ga naar voetnoot19
| |
Adres (volgens de uitgave der Epist.): Guilielmo Grotio, iurisconsulto.
|
-
voetnoot2
- De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson had op 24 februari/6 maart bij Jankov slag geleverd met de keizerlijke troepenmacht.
-
voetnoot3
- Drie dagen later bevestigde de veldmaarschalk zijn overwinning in een officieel verslag van de strijd (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 444-449). De legerkoerier die het rapport naar Osnabrück moest overbrengen, kon zijn achtervolgers niet van zich afschudden; vgl. no. 7404, postscriptum.
-
voetnoot4
- De gewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande hadden op 4 maart het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie ‘impetrabel en open voor een ieder’ verklaard.
-
voetnoot5
- Grotius dacht aan een initiatief van de zes V.O.C.-kamers (Amsterdam, Zeeland (te Middelburg), Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen).
-
voetnoot6
- Willem de Groot gaf toe dat Joost van den Vondel beter de regels van de prosodie betrachtte dan de jonge Latijnse poëten in de Republiek. Deze bekentenis werd hem ingegeven door Grotius' kritiek op gelegenheidsdichters als de Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes.
-
voetnoot7
- De gevangenname van Armand-Jean de Peyre, graaf van Troisvilles (Tréville), op 6 maart 1645 (no. 7359). Nadat de musketier zijn excuses had aangeboden voor zijn onbesuisdheden, mocht hij de Bastille verlaten (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 262-266 en p. 275).
-
voetnoot8
- Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 1 april 1645.
-
voetnoot9
- Op 11 januari 1646 maakten de acht Staatse gevolmachtigden eindelijk hun opwachting in Munster.
-
voetnoot10
- De Duitse vorsten en standen zetten meer vaart achter hun ‘besendinge’ ter vredesconferentie.
-
voetnoot11
- Henri d'Orléans, hertog van Longueville, gouverneur van Normandië, ‘Plenipotentiaire de France’, kreeg de tijd om orde te stellen op de lopende zaken in zijn gouvernement. Eind mei nam hij in Vincennes afscheid van zijn echtgenote Anne-Geneviève de Bourbon. De reis naar Munster (intrede op 30 juni 1645) ging over land (Reims, Luik en Wesel).
-
voetnoot12
- De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien vochten als kemphanen om het laatste woord in de discussie met hun Zweedse collega's over de ‘propositio Ia’, dd. 24 februari 1645 (nos. 7353 en
7354).
-
voetnoot13
- De Franse en Zweedse gevolmachtigden herstelden na dit incident de samenwerking: op 1/11 juni 1645 verenigden zij zich in een gelijktijdige openbaarmaking van hun ‘propositiones de pace’ (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 439-448).
-
voetnoot14
- De vlootuitrusting van sultan Ibrahim in de baai van Navarino (tegenwoordig Pylos, aan de zuidwestkust van de Peloponnesos) en de wacht in de Siciliaanse wateren.
-
voetnoot15
- Op maandag, 27 maart, verscheen Grotius aan het hof om koning Lodewijk XIV en de regentesse Anna van Oostenrijk de brieven van koningin Christina van Zweden, dd. 30 december 1644/9 januari 1645 (no. 7242, bijlage 2), aan te bieden.
-
voetnoot16
- De teruggeroepen ambassadeur wilde gebruik maken van de postroute over Keulen naar Munster en Osnabrück; zie zijn brieven aan de gevolmachtigde Johan Oxenstierna en de Zweedse resident in Munster, dd. 18 maart 1645 (nos. 7367 en 7374, en Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 417).
-
voetnoot17
- De Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona ging niet in op Grotius' verzoek, dd. 24 maart 1645, om in een Franse haven een oorlogsschip gereed te houden voor een reis over Göteborg naar Stockholm; zie no. 7404.
-
voetnoot18
- In het ‘Placcaet, tegen de Apologie Grotii, den 24 Novembris, anno 1622’, hadden de Staten-Generaal de auteur van de Verantwoordingh van de Wettelijcke Regieringh van Hollandt ende West-Vrieslandt/ Apologeticus eorum qui Hollandiae Westfrisiaeque et vicinis quibusdam nationibus ex legibus praefuerunt ante
mutationem quae evenit anno MDCXVIII (BG nos. 872 en 880) vogelvrij verklaard (Brandt-Cattenb., Leven I, p. 302-304).
-
voetnoot19
- De Franse vredesbemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, had koning Christiaan IV van Denemarken bewogen tot het openstellen van de postroutes naar Kristianopel, Brömsebro en Kalmar voor neutrale koeriers, in casu de koerier van de Franse resident in Hamburg, Claude de Meulles du Tartre; zie no. 7356, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 481 en p. 503.
|