Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raed in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port 10 st.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot uyt Paris, den XV Octob. 1644.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 38k. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7093. Copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 18/28 oktober 1644).
-
voetnoot2
- De Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644, schreef: ‘Nostre Cour est extremement réjouie de la convalescence du Cardinal Mazarin’.
-
voetnoot3
- Het buitenhuis van maarschalk François (1579-1646), baron van Bassompierre, in de Parijse voorstad Chaillot (Chaliot) (Tallemant des Réaux I, p. 599 en p. 1207).
-
voetnoot4
- Gaston van Orléans (‘Monsieur’) vatte in Fontainebleau een grote liefde op voor de hofdame Marie de Saint-Mesgrin (Saint-Maigrin) (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 220-221; Mémoires de mademoiselle de Montpensier I, p. 442-444).
-
voetnoot5
- Henri II de Bourbon, prins van Condé, was op de terugweg van een bezoek aan zijn gouvernementen Berry, Bourbonnais en Bourgondië; vgl. nos. 7070 en 7082.
-
voetnoot6
- Condé's zoon Louis II, hertog van Enghien, had het bevel over de Franse legers aan de Rijn overgedragen aan de Frans-Weimarse bevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne. Laat in de middag van de 19de oktober verscheen hij weer in Parijs (Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644).
-
voetnoot7
- Op de dag van zijn terugkeer van het front schonk de Gazette 1644, no. 129, in een ‘extraordinaire du XIX octobre 1644’ meer dan gewone aandacht aan de heldendaden van de jonge hertog: ‘La prise des villes et chasteaux de Landau et de Bacara, et du chasteau de Magedebourg, par l'armée du Roy, commandée par le Duc d'Enguien’.
-
voetnoot8
- De overwinningstocht van de legers van de hertog van Enghien en de burggraaf van Turenne. Na de inname van Mainz (17 september) trokken eenheden van het Frans-Weimarse leger naar de plaatsen Bingen, Bacharach, Neustadt an der Weinstrasse (ten westen van Spiers) en Friedelsheim (nabij Bad Dürkheim). Alleen het garnizoen van Landau bood nog enige dagen weerstand (23-29 september).
-
voetnoot9
- De garnizoenscommandant van het kasteel Madenburg (ten westen van Landau) droeg zijn vesting zonder slag of stoot over aan de burggraaf van Turenne (29 september) (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 34).
-
voetnoot10
- Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, verscherpte de bewaking van de weg van Landau naar de Spaanse vestingstad Frankenthal (Aumale, Histoire des princes de
Condé IV, p. 392-400).
-
voetnoot11
- Zwabisch-Beierse soldaten hielden nog stand in Freiburg im Breisgau. Tijdens een bevoorradingstocht werden zij overvallen door troepen van Johann Ludwig von Erlach (1595-1650), ‘Weimars’ gouverneur van Breisach (Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644).
-
voetnoot12
- Saint-Mihiel aan de Maas, ten zuiden van Verdun, was door de Franse staatssecretaris Michel le Tellier (1603-1685), heer van Chaville, aangewezen als bevoorradingsplaats gedurende de wintercampagne van de Franse legers aan de Rijn (Lettres de Turenne, p. 407-408; Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 37, en Lettres Mazarin II, p. 90).
-
voetnoot13
- De Mainzer keurvorst-aartsbisschop Anselm Kasimir Wambold von Umstadt had aanvankelijk zijn toevlucht gezocht in Ehrenbreitstein (Hermanstein), een citadel nabij Koblenz. Op 27 september trok hij met een escorte van 3000 ruiters naar Aschaffenburg (Gazette 1644, no. 127, dd. 15 oktober 1644).
-
voetnoot14
- De hertog van Enghien had de taak van stadscommandant van Mainz opgedragen aan Charles-Christophe de Mazencourt († 1650), markies van Courval, oud-gouverneur van het Frans-Weimarse garnizoen van Ueberlingen; zie no. 7066 (dl. XV), en Lettres Mazarin II, p. 105-107.
-
voetnoot15
- Alexander, graaf van Velen en Megen, bevelhebber van het keizerlijk-Westfaalse leger, was met 2000 man en 2 kanonnen naar Koblenz getrokken. Onderweg kreeg hij versterking van de eenheden die Gottfried Huyn,
graaf van Geleen, in het Keulse Sticht onder de wapenen hield (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 266-268).
-
voetnoot16
- Keurvorst-aartsbisschop Ferdinand van Keulen rekende op bijstand van de troepen van hertog Karel IV van Lotharingen en de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck. Na vereniging zou dit leger 12000 manschappen tellen (Gazette 1644, no. 124, dd. 8 oktober 1644).
-
voetnoot17
- De Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth hielden in Oberursel krijgsraad met de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen. Hun soldaten kozen positie aan de ‘Bergstrasse’ (de route van Heidelberg naar Darmstadt) (Gazette 1644, no. 125, dd. 8 oktober 1644, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 149).
-
voetnoot18
- Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt, was in september van de belegering van het Lotharingse bolwerk La Motte (dep. Haute-Marne, ten zuiden van Neufchâteau) weggeroepen. Op aanwijzing van de hertog van Enghien moest hij zijn soldaten overbrengen naar de stellingen die de Franse onderbevelhebber Pierre de Magalotti aan de Moezel en de Saar had betrokken (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 396-398 en p. 636).
-
voetnoot19
- Het zag er even naar uit dat de hoofdmacht van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson koers zou zetten naar Frankenland (Doc. Boh. VII, p. 140 no. 411 en p. 142 no. 416). De Zweden namen na Halberstadt echter een oostelijker route (Aschersleben en Bernburg aan de Saale). Op 29 september stootten zij ten noorden van Halle op het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas (Gazette 1644, no. 130, dd. 22 oktober 1644).
-
voetnoot20
- De keizerlijke generaal-majoor Alberto Gaston Spinola, graaf van Bruay, stond op de juiste plaats opgesteld toen vier regimenten van het Zweedse expeditieleger van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, een doortocht naar Erfurt zochten (Gazette 1644, no. 127, dd. 15 oktober 1644).
-
voetnoot21
- Matthias, graaf Gallas, had na zijn nederlaag bij Halle (supra, n. 19) weer de beschutte kwartieren van Bernburg opgezocht. Hier wachtte
hij op de komst van de Saksische lichtingen van de keizerlijke generaal-majoor Adriaen van Enkenfort (Enckevort) (Doc. Boh. VII, p. 142-143 no. 418 en p. 149-150 nos. 432-435, en Gazette 1644, nos. 127 en 130, dd. 15 en 22 oktober 1644).
-
voetnoot22
- De Zevenburgse vorst György I Rákóczi (1593-1648) had op 16 november 1643 een verbond met Zweden gesloten. In februari 1644 viel hij de Habsburgse landen binnen. Weldra kreeg hij vaste voet in de ‘Bergstädte’ Košice (Kaschau) en Prešov (Eperies) (Biographisches Lexikon zur Geschichte Südosteuropas IV, p. 26-27).
-
voetnoot23
- Hertog Maximiliaan I van Beieren kantte zich tegen de voortzetting van de oorlog aan de Hongaarse grens. Ondanks de inzet van 8000 geoefende soldaten was de keizerlijke bevelhebber Johann, graaf van Götz(en), er niet in geslaagd om de Zevenburgers terug te dringen uit het stroomgebied van de Hornád (Hernád) en Tisza (Theiß; Tibiscus) (Doc. Boh. VII, p. 137 no. 399, p. 144 no. 421 en p. 161 no. 473, en Gazette 1644, no. 127, dd. 15 oktober 1644).
-
voetnoot24
- De keizerlijke commissarissen te Frankfort, graaf Ernst von Öttingen-Wallerstein (1594-1670) en dr. Johann Christoph Metzger (O. v. Gschließer, Der Reichshofrat, p. 237 en p. 249-250), hechtten weinig waarde aan het nieuws dat het hof van Wenen reeds een aanvangsdatum had
vastgesteld (14 september) voor onderhandelingen met de Zevenburgers te Trnava (Tyrnau) (Österreichische Staatsverträge, Fürstentum Siebenbürgen, p. 705 en p. 720-721, en Doc. Boh. VII, p. 136 no. 395 en p. 138 no. 401).
-
voetnoot25
- Miguel de Salamanca was inspecteur-generaal van de artillerie in de Zuidelijke Nederlanden geweest; naderhand trad hij toe tot het gevolg van de kardinaal-infante don Ferdinand van Oostenrijk († 9 november 1641) (Elliott, The Count-Duke of Olivares, p. 528-533). In augustus 1644 maakte hij aan de Franse regering bekend dat koning Philips IV hem had aangewezen als opvolger van de Spaanse gevolmachtigde don Lope Zapata, graaf van Walter († 2 april 1644 te Munster). Op die grond verwierf hij een speciaal vrijgeleide voor zijn doortocht. Spoedig kwam aan het licht dat hij misbruik had gemaakt van zijn status van ‘gevolmachtigde’: ‘affin de faciliter son passage par la France’. Kort na aankomst in de Zuidelijke Nederlanden (eind oktober) trad hij in dienst van de ‘gouverneur civil’ Manuel de Moura y Corte Real, markies van Castel Rodrigo (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 416, p. 549, p. 591, p. 599-600 en p. 618, en II, p. 30-31).
-
voetnoot26
- In de middag van de 24ste september verliet don Francisco de Melo de Zuidelijke Nederlanden. Op 10 oktober passeerde hij Parijs (Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644, en Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 49-50 en p. 179-183).
-
voetnoot27
- Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, maakte op 10 september zijn entree in Philippsburg. Bijna onmiddellijk gelastte hij het herstel van de vestingwerken en de bouw van een aantal forten aan de Rijn.
-
voetnoot28
- De Mantuaanse vestingstad Casale Monferrato (ten noorden van Alessandria), gelegen aan de weg van Genua naar het hertogdom Milaan, was bij de vrede van Cherasco (1631) onder Franse bescherming geplaatst (Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 75 en p. 79-88).
-
voetnoot29
- Er heerste een pestepidemie in Wenen. Keizer Ferdinand III verliet zijn paleis te Kaiser-Ebersdorf (Wenen) en begaf zich op weg naar Linz (Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 18-19; Doc. Boh. VII, p. 143-144, nos. 419 en 423 en p. 149 no. 433).
-
voetnoot30
- Francesco, Antonio en Taddeo Barberini, neven van de op 29 juli 1644 overleden paus Urbanus VIII, leefden in de eerste dagen van het pontificaat van Innocentius X tussen hoop en vrees (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 28, en H. Coville, Etude sur Mazarin et ses démêlés avec le pape Innocent X, p. 32-33). Als teken van goede wil gaven zij de pauselijke neef Camillo Pamfili de beschikking over het appartement van kardinaal Francesco in het ‘Palais Apostolique’ (Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644).
-
voetnoot31
- Dit was reeds geschied. Paus Urbanus VIII had in zijn laatste levensjaar nieuwe nuntii benoemd: Camillo Melzi (Wenen), Giulio Rospigliosi (de latere paus Clemens IX) (Madrid) en Niccolò Guidi di Bagno (Parijs); vgl. Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 33, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 543 en p. 569.
-
voetnoot32
- Op 19 september opende het Frans-Savoyaardse leger van prins Tommaso Francesco van Savoye het vuur op de Spaanse bezetters van het kasteel van Asti. Na een felle strijd erkenden de 800 Spanjaarden hun nederlaag en traden op 30 september in onderhandeling over de overdracht van het kasteel (Gazette 1644, no. 126, ‘extraordinaire du XII octobre 1644: La reprise de la citadelle d'Ast, par l'armée du Roy commandée par le prince Thomas’).
-
voetnoot33
- Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, Spaans gouverneur
van Milaan, besloot een onderzoek in te stellen naar de misstanden in zijn leger; vgl. no. 6990 (dl. XV), en Archivo de Simancas, Catálogo XXIII. Papeles de estado. Milán y Saboya, p. 346-347.
-
voetnoot34
- In Catalonië had de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, op 14 september de belegering van Tarragona moeten opgeven. Gedesillusioneerd trok hij zich terug in zijn kwartieren te Cervera (ten oosten van Lérida) (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 263).
-
voetnoot35
- De Catalaanse gezanten Gaspar Sala, abt van San Cugat del Vallés, en Isidoro Pujolar (no. 7082) beschuldigden de graaf van La Mothe-Houdancourt van corruptie en machtsmisbruik (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 264-268; Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 66-68).
-
voetnoot36
- Tijdens de bestorming van het havenfront (el muelle) van Tarragona voerden 800 à 900 schepelingen van admiraal Jean-Armand de Maillé, markies van Brezé, hertog van Fronsac, een landing uit (24 augustus) (Gazette 1644, no. 108, ‘extraordinaire du IX septembre 1644: La prise du Mole ou port de Taragone en
Catalogne, par l'armée du Roy, commandée par le Mareschal de La Mothe’).
-
voetnoot37
- Het hof bleef op het standpunt staan dat Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, de nieuwe onderkoning van Catalonië moest worden. Zijn instructie werd op 18/28 januari 1645 vastgesteld (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 297-301; Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 71-74).
-
voetnoot38
- Charles de Schomberg, hertog van Halluin, sinds 1632 gouverneur-generaal van de Languedoc, had in het voorjaar van 1644 zijn waardigheid moeten afstaan aan 's konings oom Gaston van Orléans. Ter compensatie van het verlies van zijn gouvernement mocht hij het bewind voeren over de frontsteden Toul, Metz en Verdun. De band met zijn voormalige onderdanen behoefde hij niet helemaal te verbreken: in september herstelde hij als ‘lieutenant-gouverneur’ de orde in Montpellier, Carcassonne, Béziers en Nîmes (no. 7070). In 1648 werd hij alsnog naar Catalonië ontboden (Sanabre, La accíon de Francia en Cataluña, p. 411-428).
-
voetnoot39
- Tarba, niet geïdentificeerd. Misschien een dorp aan de río Ter in Catalonië.
-
voetnoot40
- Koning Philips IV hield zich stil in Zaragoza. Zijn bevelhebber Andrea Cantelmo nam de taak op zich om de dorpen en steden in de omgeving van Lérida onder Spaans gezag te plaatsen (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 263-264).
-
voetnoot41
- Maarschalk Jean, graaf van Gassion, benutte de vesting Watten aan de Aa als uitvalsbasis voor acties tegen de Spaanse garnizoenen in Saint-Omer en Mont-Cassel. Na de verovering van het kasteel van Renescure en de cisterciënzer abdij van Blendecques (Blandecques) trok hij over Ruysscheure naar Steenvoorde. Een legercorps onder bevel van de gouverneur van Ardres stuurde hij vooruit naar de forten ‘Cambron’ en Acquin, ten zuidwesten van Saint-Omer (Gazette 1644, no. 126, ‘extraordinaire du XII octobre 1644: La prise des forts de Cambron et d'Aguin en Flandre; avec la chasse donnée à 37 cornettes de cavalerie Espagnole, par le Mareschal de Gassion’).
-
voetnoot42
- In de haven van Nantes was op 4 oktober een schip binnengelopen. De bemanning bracht uit Lissabon het nieuws van de ontdekking van een complot tegen koning Jan IV van Portugal, diens echtgenote Luisa (1613-1666), dochter van Juan Manuel Pérez de Guzmán, hertog van Medina-Sidonia, en prins Teodosio (1634-1653) de Bragança (Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644). Later bleek dat de zeelieden hun fantasie de vrije loop hadden laten gaan (Gazette 1644, no. 133, dd. 29 oktober 1644).
-
voetnoot43
- Jorge Mascarenhas († 1652), markies van Montalvão, had als onderkoning van Brazilië (1639-1641) de zijde van koning Jan IV gekozen. Weldra werd hij om onduidelijke redenen naar Portugal ontboden (Boxer, The Dutch in Brazil, p. 100-104). De koning erkende echter zijn loyaliteit en verleende hem de waardigheid van eerste raad van financiën en koloniale zaken. Desondanks bleven de verdachtmakingen aanhouden, vooral met betrekking tot zijn in Spanje verblijvende familieleden. Tenslotte gaf koning Jan IV toe aan de agitatie en liet een arrestatiebevel uitgaan. De markies van Montalvão werd tot nader order vastgezet in de toren van Belém (Lissabon) (GEPB XVII, p. 691-692; Dicionário de História de Portugal IV, p. 218-219).
-
voetnoot44
- Koningin Henriëtte Maria van Engeland geloofde in de geneeskrachtige werking van de ezelinnemelk die haar in Nevers werd toegediend (no. 7082, n. 5). Eind oktober was zij in staat een beslissing te nemen over haar intocht in Parijs (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 224-225).
-
voetnoot45
- Henry Jermin (‘monsieur Germain’), politiek agent van koningin Henriëtte Maria van Engeland, had een bezoek gebracht aan het hof te Fontainebleau (Briefw. C. Huygens IV, p. 84-85). Spionnen beschouwden hem als het brein achter de gevaarlijke diplomatieke intriges en ontzagen zich niet om zijn brieven te openen. Zo konden zij beslag leggen op een kopie van een brief die hij op 16 augustus 1644 aan Frederik Hendrik had geschreven (CSP Dom. 1644, p. 401-403 en p. 488-489, en Archives d'Orange-Nassau, Deuxième série IV, p. 107-110 en p. 117-118).
-
voetnoot46
- Soldaten van het Parlement hadden in de buurt van Exeter een koerier van koningin Henriëtte Maria aangehouden. Haar brieven aan de koning werden in Londen aandachtig bestudeerd (CSP Ven. 1643-1647, p. 136 en p. 145).
-
voetnoot47
- Het pamflet ‘A discourse of a true English-man concerning the interest England hath in the siege of Graveling’, dd. 28 juni/8 juli 1644 (Catalogue of the pamphlets ... collected by George Thomason I, p. 331). Het geschrift, opgesteld ten tijde van de belegering van Gravelines (Grevelingen), waarschuwde de Engelsen voor een Frans offensief in de
richting van de Vlaamse kust (Res. SH, dd. 13 en 30 juli 1644; CSP Ven. 1643-1647, p. 116-117 en p. 119-122; S. Groenveld, Verlopend getij, p. 121 en p. 166, en Briefw. C. Huygens IV, p. 36).
-
voetnoot48
- De haven van Dover werd gesloten voor koeriers- en postdiensten op Frankrijk (CSP Ven. 1643-1647, p. 145-146).
-
voetnoot49
- De Schotten drongen aan op de invoering van het presbyteriaanse stelsel in Engeland. Hun voorstel om een kerkorde op te stellen in de geest van de besluiten van de synoden van Dordrecht (1618-1619) en Alès (1620) viel slecht in de smaak van de independenten, gematigd-episcopalen en erastianen (CSP Ven. 1643-1647, p. 147 en p. 153-155).
-
voetnoot50
- Het Parlement boog zich over ‘The King's Message to the Parliament for Peace, upon his Success in the West’, dd. 8/18 september 1644. Een meerderheid kon zich op 18/28 september verenigen met de aanbeveling van een speciale commissie: ‘That both houses should be moved to send away, with all expedition, unto his majesty, the Propositions for a safe and well-grounded Peace, which are preparing by the parliaments of these kingdoms’ (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 292-293 en kol. 299-308).
-
voetnoot51
- James Graham, markies van Montrose, luitenant-generaal van de koning in Schotland, had versterking gekregen van de 1600 gezagsgetrouwe Ieren die Randal Macdonnell, graaf, naderhand markies van Antrim, naar Schotland had overgebracht. Na de verovering van Johnstone (ten zuidwesten van Glasgow) bracht de markies van Montrose zijn soldaten in stelling aan de Tay. Op 1/11 september kwam het bij
Tippermuir (tegenw. Tibbermore, ten westen van Perth) tot een botsing met het leger van de ‘solemn league and covenant’. De strijd viel in het voordeel van de Schotse en Ierse royalisten uit (The Edinburgh History of Scotland III, p. 332-334, en Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644).
-
voetnoot52
- Het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie (ca. 1580-1661), graaf van Leven, zette de belegering van Newcastle vastberaden voort (Briefw. C. Huygens IV, p. 77-78). De stad capituleerde op 19/29 oktober 1644.
-
voetnoot53
- Lord George Goring (ca. 1583-1663), buitengewoon ambassadeur van koning Karel I te Parijs, had op 21 december 1643 zijn geloofsbrieven aan de regentesse Anna van Oostenrijk overhandigd (DNB XXII, p. 248-251). Al spoedig nam kardinaal Jules Mazarin aanstoot aan de Spaansgezindheid van de Engelsman (nos. 6706 en 6719 (dl. XV)). Het besluit om afscheid te nemen viel samen met de aankondiging dat koningin Henriëtte Maria haar entree in Parijs wilde maken (CSP Ven. 1643-1647, p. 148-149).
-
voetnoot54
- Sir Kenelm Digby (1603-1665) maakte deel uit van de katholieke vriendenkring van de Engelse koningin. Begin 1642 werd hij op last van de lord-mayor van Londen gearresteerd. In de zomer van 1643 verkreeg de Franse zaakgelastigde Cressi (Gressy) zijn vrijlating. De edelman vertrok naar Frankrijk. Een jaar later nam koningin Henriëtte Maria hem in haar reisgezelschap op. Niet de koning, maar de koningin nam in februari 1645 het besluit tot zijn afvaardiging naar de paus en de Italiaanse vorsten (DNB XV, p. 60-66, en CSP Ven. 1643-1647, p. 7 en p. 175).
-
voetnoot55
- Zie no. 7081. De Paltsische agent (Johann) Friedrich Pawel von Rammingen had Grotius ingelicht over het verloop van zijn besprekingen aan het hof van Fontainebleau. In werkelijkheid waren de Fransen geenszins van plan om hun veroveringen in de Palts onder het keurvorstelijk gezag van prins Karl Ludwig te plaatsen (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 557, p. 583, p. 592 en p. 614; CSP Ven. 1643-1647, p. 148).
-
voetnoot56
- De kwestie van de godsdienstvrijheid in de Palts. In Parijse regeringskringen zocht men al naar een katholieke bruid voor prins Karl Ludwig van de Palts; vgl. no. 7021 (dl. XV).
-
voetnoot58
- De Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644, bracht het nieuws dat de nieuwe paus vastbesloten was om de drie belangrijkste kronen in Europa tot vrede te bewegen: kardinaal Antonio Barberini zou naar Wenen vertrekken, kardinaal Bernardino Spada (no. 6999 (dl. XV)) naar Parijs en kardinaal Giulio Sacchetti (no. 7020 (dl. XV)) naar Madrid.
-
voetnoot59
- Hongaarse ruiters (huzaren) verstoorden in Eisenstadt het bruiloftsfeest van Nicolaus (Miklós) (1583-1645), graaf Esterházy, sinds 1625 ‘Palatinus’ van Hongarije (Gazette 1644, no. 127, dd. 15 oktober 1644, en Biographisches Lexikon zur Geschichte Südosteuropas I, p. 469-470).
-
voetnoot60
- Het Zwabisch-Beierse leger kwam weer op getalsterkte na de grote verliezen die het in de veldslagen ten zuiden en ten oosten van Freiburg im Breisgau (3, 5 en 10 augustus 1644) had geleden. De discipline was nog ver te zoeken. Wijselijk hield het stadsbestuur van Frankfort de poorten gesloten voor de ongeregelde troepen van François de Mercy en Johan van Werth.
-
voetnoot61
- De Zwabisch-Beiersen lieten op de weg van Hanau naar Oberursul een spoor van vernielingen achter. Het plaatsje Petterweil (ten westen van Karben) ging in vlammen op (Gazette 1644, no. 127, dd. 15 oktober 1644).
-
voetnoot62
-
Supra, n. 15. Generaal-majoor Gilles de Haes had zijn Venetiaanse lichtingen beschikbaar gesteld voor dienst in het leger van hertog Maximiliaan I van Beieren (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 148, en Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644).
-
voetnoot63
- Het koninklijke Schots-Ierse leger van James Graham, markies van Montrose, verwierf de controle over alle belangrijke plaatsen ten noorden van de Tay (Perth en Dundee).
-
voetnoot64
- Het Portugese schip in de haven van Nantes (supra, n. 42) was op 18 september uit Lissabon vertrokken. Op de valreep had de kapitein de aankomst van de vloten uit Oost- en West-Indië (Brazilië) kunnen aanschouwen.
|