7093. 1644 oktober 15. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1
Mijnheer,
Indien Witte Wittenssoon door faute van vivres is thuisgecomen,Ga naar voetnoot2 datzelve toont een groot verzuim. Ick zie daer groot verlies van costen, tijd ende occasie ende een creupele regiering,Ga naar voetnoot3 die oock blijckt in de zaecken van Oost-IndiëGa naar voetnoot4 ende meer andere. 't Is oock een teicken van weinigh courage in een machtige republycq een recht van zulcke importantie als is 't gebruick van de zee tenminste met woorden ende goede myne niet te derven voorstaen. 't Is oock buiten reden, gelijck uEd. wel merct,
neutralen die aen d'een ofte andere zijde van oorlogvoerende princen gedient hebben, als zij nu buiten den dienst zijn, daerover te vangen.Ga naar voetnoot5 Alle deze dingen zijnde ingezien, behoef[t] men zich niet te verwonderen dat den coning van Denemarcken zulcke mediateurs niet en vreest.Ga naar voetnoot6
Wij moeten zien wat van Maelmuyen zal vallenGa naar voetnoot7 ende wat de Sweedsche vloot zal
| |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den XV Octob. 1644 uyt Paris.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 38j. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7094.
-
voetnoot2
- Vice-admiraal Witte de With had op 26 september in de vergadering van de Staten-Generaal verslag uitgebracht van zijn lange wacht in de wateren van het Skagerrak (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 114-115, p. 124 en p. 174). De Hollandse regenten en kooplieden hadden een daadkrachtiger optreden van de Staatse konvooivloot verwacht en riepen om het hardst dat wederom een zeer ‘schoone occasie’ was verzuimd om orde te stellen op de ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640).
-
voetnoot3
- De beschuldiging dat de Hoog Mogenden naar de pijpen dansten van Frederik Hendrik; vgl. nos. 6941 en 6949 (dl. XV), en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 66.
-
voetnoot4
- De ‘aanraadinge’ van de uit Brazilië teruggekeerde gouverneur Johan Maurits, graaf van Nassau-Siegen, bracht nieuw leven in de discussie over de wenselijkheid van een samenvoeging van de Oost- en Westindische Compagnieën onder één octrooi. Tot groot verdriet van de bewindhebbers van de Oostindische Compagnie bleef het vraagstuk op de agenda van de Statenvergadering staan (Res. SH, dd. 21 en 28 september en 22 november 1644, art. XVI).
-
voetnoot5
- Een vier man sterke deputatie van de Hanzesteden Bremen en Hamburg, bijgestaan door de ordinaris resident dr. Lieuwe van Aitzema, bevond zich in de Republiek om te pleiten voor de vernieuwing en herziening van het verdrag dat de Staten-Generaal in 1616 met de Hanzesteden hadden gesloten. De syndici van de twee steden, Bethmannus Herdesianus (Bremen) en Johann Christoph Meurer (Hamburg), en de raadsheren Heerde en Jerre werden op 13 september in audiëntie ontvangen. Aarzelend gaven de Staten-Generaal toe ‘bij de vrijheyt der Commerciën op de Elve [Elbe] ende Weser geïnteresseert te zijn; maer niet soo ghelijck Bremen ende Hamburgh’ (Aitzema (fo) II, p. 971 en p. 1004-1006, en Res. SH, dd. 23 september 1644).
-
voetnoot6
- Koning Christiaan IV had op 8 september 1644 de verklaring afgegeven dat het bemiddelingsaanbod van de Staatse ambassadeurs dr. Gerard Schaep, Albert Sonck en Joachim Andreae hem aangenaam was. Zijn strijdlust leed niet onder die toezegging: op 6/16 september maakte de koning in het gezelschap van kroonprins Christiaan de oversteek naar Skåne (Schonen) (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 102-104).
-
voetnoot7
- De Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn hield de omsingeling van Malmö in stand. Het Deense garnizoen slaagde er echter in om de zeekant open te houden voor een reddingsactie.
-
voetnoot8
- In de haven van Kalmar wachtten 32 Zweeds-Hollandse oorlogsbodems op een vertreksein van de Zweedse vlootbevelhebber Karl Gustav Wrangel. Op 5/15 oktober lichtten de schepen het anker en zetten langs de kust van Bornholm koers naar Møn (aankomst op 7/17 oktober) (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 585-592, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 106 en p. 312).
-
voetnoot9
- ‘Aelianus’, codenaam voor de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona. Zijn ‘ruyde harde en onfatsoenelijke maniere van doen’ werkte alleen maar in het nadeel van de Zweeds-Staatse betrekkingen; vgl. nos. 7069 en 7081.
-
voetnoot10
- In september had Grotius' jongste zoon Dirk als ‘aide de camp’ van de Frans-Weimarse bevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, deelgenomen aan de Franse overwinningstocht naar de plaatsen Bingen, Bacharach, Neustadt an der Weinstrasse (ten westen van Spiers), Friedelsheim (nabij Bad Dürkheim) en Landau (no. 7066 (dl. XV)). Teruggekeerd in de kwartieren van ‘son Altesse’ Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, ontving hij opdracht voor een missie naar het hof van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel te Kassel.
-
voetnoot11
- De Gazette 1644, no. 123, berichtte in een ‘extraordinaire du Voctobre 1644’ over de slag van Lostwithiel (2/12 september): ‘La défaite de l'armée du Comte d'Essex: avec les articles accordez à son infanterie, par le Roy de la Grand'Bretagne’.
-
voetnoot12
- Henry Jermin (‘monsieur Germain’) († 1684), politiek agent van koningin Henriëtte Maria van Engeland, verkende de stemming aan het Franse hof (DNB XXIX, p. 342-344, en Briefw. C. Huygens IV, p. 84-85).
|