Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15
(1996)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6989. 1644 augustus 6. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, De menichte van secten can God niet behaegen ende strijdt met het artyckel ‘Unam ecclesiam’.Ga naar voetnoot2 Men moet dan de oorzaecken van dit quaed onderzoucken om 'tzelve wegh te nemen, daertoe elck zijn talent moet bijbrengen, ick te meer, omdat ick mij door belofte daertoe vinde verbonden.Ga naar voetnoot3 In Polen werdt tot vereeniging gearbeit,Ga naar voetnoot4 oock op andere plaetzen, zoo ick verstae. Ende offschoon nu daertoe ghene dispositie en waere, zoo moeten wij, niet wetende hoelang wij leven zullen, doen dat wij connen ende boomen zaien - die misschien geen dienst en zullen doen dan aen de kindskinderen -, recht gaen ende d'uitcomste God bevelen. Ick heb goedgevonden Cerisantes' conversatie af te snijden om veele propoosten die hij heeft gehouden tegen de waerheit ende omdat hij zich gevanteert heeft last te hebben met mij niet te communiceren,Ga naar voetnoot5 hoewel hij zedert eenigen tijd anders op dat stuck heeft begonst te spreecken. Hij werdt bekent. Maer het is waer dat ick niet alleen in Hollant, maer oock hier wangunstigen heb, omdat ick garen de oorlogen zagen geëindicht die anderen willen doen duiren. Van Neef approbere ick uwe Ed. oordeel.Ga naar voetnoot6 'tGunt d'heer Graswinckel zegtGa naar voetnoot7 meene ick dat van Aelianus comt;Ga naar voetnoot8 uit wat intentie weet ick niet wel. Mijn advys dat ick gegeven heb aen de Engelschen gezanten is altijd geweest dat den coning most verzeeckering doen aen Vrancrijck ende Swede van zich te willen bij haer vougen,Ga naar voetnoot9 zelfs met wapenen | |
zoo zulcx anders in zeeckere corten tijd niet en waer te becomen, tot restitutie van het Paltzische huis, te weten zoo wanneer door een inlandsche vrede zijne wettelijcke authoriteit in Engelant zoude zijn gerestabilieert ende dat de twee voors[egde] croonen van Swede ende Vrancrijck daervan verzeeckert zijnde dezelve inlandsche vrede zouden moyenneren, zijnde de macht van die twee croonen in deze tijd zeer considerabel. Zoo 't waer is dat eenige mompelen dat den coning van EngelantGa naar voetnoot10 kennisse heeft gehadt van het desseing van Denemarcken, Polen ende Moscovië ende Swede, zoo zoude Swede groote reden hebben om hem niet veel goeds te gunnen. 't Schijnt dat voor de Vereenigde Nederlanden beter waer geweest partij te kiesen in de zaecken van Engelant dan zoo te neutralizeren.Ga naar voetnoot11 Ick hebbe hier de zaecke van mevrouw de landgravinne aengaende 't logeren in Oost-Vrieslant zeer gerecommandeert ende zal daerin continueren.Ga naar voetnoot12 Mijnheer den baron Oxestiern is bij mij geweest, maer meent terstont te gaen reisen door Vrancrijck in Italië, 'twelck mij leedt is.Ga naar voetnoot13 6 Augusti 1644. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 6 Aug. 1644. Cerisantes' conversatie affgesneden. |
|