Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15
(1996)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6959. 1644 juli 16. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Hout voor zeecker dat onder 't zeggen van monsieur de Geer vrij wat calvinisterie onderloopt.Ga naar voetnoot2 Doch één ding wil ick daerbij vougen, 'twelck ick al overlang gemerct heb doen den marescal Horn hier was,Ga naar voetnoot3 dat noch de Fransoisen, noch de Sweden niet garen en zien dat ick voorslagen doe [die] tot rechte verbetering ende vereeniging van de christenheit dienen, vresende dat off mij eens wedervierGa naar voetnoot4 dat d'heer Camerarius is wedervaeren,Ga naar voetnoot5 ick door die voorslagen, die bij veelen, moede zijnde geworden van de scheuringe ende daeruit gevolgde oorlogen, aengenaem zijn, zoude aengetrocken werden, gelijck mij oock ter dier oorzaecke noch onlangs goede presentatiën zijn voorgecomen. Doch hoewel zulcx niet en is te verwachten, let ick in mijne schriften daerop niet, maer alleen om God te dienen oprechtelijck ende aen zijne Almachticheit t'zijner tijd een goede ziele te offeren. Cerizantes dunct mij niet dat mij veel quaeds can doen, ende ten hoogste comende ben ick wel geresolveert ende zal wel ergens een rustplaetze vinden. De Sweden hebben over mijne theologische schriften niet te clagen, alsoo die met MelanchthonGa naar voetnoot6 wel accorderen ende niet alleen tot vrede maer oock tot godzaelicheit strecken. Zoo wanneer mijnheer den baron OxenstiernGa naar voetnoot7 hier zal zijn gecomen, hoope ick zijne Gen[ade] in alles ende oock op dat stuck bequaemelijck te bejegenen. 'tGunt Cerizantes in Sueden zijnde meer heeft geleert als ick weet, dunct mij niet dat veel is. Diffidentie, die uit eigenschap van eenige naturellen mach comen, can ick niet beteren, maer materie mijns wetens heb ick daertoe niet gegeven. De cantz dunct mij dat haest schoon zal zijn voor Swede tegen Denemarcken. Van de instructie van de ambassadeurs van de Vereenigde Nederlanden werdt verscheidentlijck gesproocken.Ga naar voetnoot8 Ick zal blijde zijn daervan de waerheit te verstaen, 'twelck niet diffi- | |
cyl en zal zijn dewijle alles daer uitleckt.Ga naar voetnoot9 De vreze van de landgravinne is niet buiten fundament.Ga naar voetnoot10 't Is waer dat de Hollanders goede diensten doen bij Grevelinge.Ga naar voetnoot11 't Schijnt wel dat die extracten, bij de roomschgezinden van de Vereenigde Nederlanden uitgegeven,Ga naar voetnoot12 daertoe connen dienen om de Nederlandsche Provinciën die nu onder Spaignie zijn te doen verstaen dat dezelve geperst zijnde door gewelt ofte honger, 'twelck in corten tijd zoude connen gebeuren, beter zullen doen haer te vougen bij Vrancrijck dan bij die luiden die in materie van religie noit woordt en hebben gehouden. De predicanten clagen over de dispensatiën van de pausen in zaecke van eed ende beloften, maer mij dunct dat haere dispensatiën grover gaen. 16 Iulii 1644.
Wij nemen monsieur Cromom bij ons.Ga naar voetnoot13 | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 16 July 1644 uyt Paris. Sweden. Cerisantes. Schriften accorderen met Melanthon. Diffidentie. |
|