Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port 8 st.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 6 Aug. 1644 uyt Paris.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 37i. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6989. Beginnend bij ‘Men heeft noch hoope van Lerida’, copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 9/19 augustus 1644).
-
voetnoot2
- De Spaanse gouverneur don Fernando de Solis was op donderdag de 28ste juli accoord gegaan met de overdracht van de vesting Gravelines (Grevelingen) aan de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans. Op 1 augustus bracht de Gazette 1644, no. 90, in een ‘extraordinaire’ de tijding: ‘La prise de Graveline, par monseigneur le duc d'Orleans, avec les articles de sa reddition’. Vier dagen later vervolgde de Gazette 1644, no.
-
voetnoot2
- 91, haar berichtgeving over de overwinning: ‘La sortie des ennemis de la ville et chasteau de Graveline, et l'entrée des troupes du Roy en la mesme place, avec les réjouissances qui se sont faites en suite de cette glorieuse conqueste des armes de Sa Majesté, sous la conduite de Monseigneur le Duc d'Orleans’.
-
voetnoot3
- Het gevaar was nog niet geweken. Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, gouverneur van Picardië, moest bedacht blijven op een verrassingsaanval van het leger van de Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini (Lettres Mazarin I, p. 789-790 en II, p. 46-48).
-
voetnoot4
- Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, had de uitkijkpost Amblimont op 23 juli moeten verlaten om assistentie te verlenen aan de Frans-Weimarsen die aan de Rijn de strijd zouden aanbinden met de Zwabisch-Beierse legermacht van François de Mercy en Johan van Werth. Aangekomen in de Zweedse enclave Benfeld (31 juli), ontving hij uit het legerkamp van maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, het bericht dat het Frans-Weimarse garnizoen van Freiburg im Breisgau op 28 juli een vrije aftocht van de Zwabisch-Beiersen had bedongen (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 312-315; Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 12, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 146).
-
voetnoot5
- Hertog Karel IV van Lotharingen had op 24 juni te Gemünden, ten overstaan van de Franse diplomaat Bernard du Plessis-Besançon, een overeenkomst met Frankrijk getekend. Nauwelijks was hij teruggekeerd bij zijn troepen aan de Moezel, of hij trad weer in onderhandeling met het Spaans bewind in de Zuidelijke Nederlanden (Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 44-49
en p. 176-179).
-
voetnoot6
- In Munster vingen de Franse gevolmachtigden het gerucht op dat hertog Karel IV van Lotharingen zich zou voegen bij het leger in de Zuidelijke Nederlanden. In een schrijven van 15 augustus bevestigde kardinaal Jules Mazarin dit bericht: ‘Les advis que vous aviez que Monsieur de Loraine avoit joinct les ennemis ne sont pas faulx’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 404 en p. 451).
-
voetnoot7
- Pierre de Magalotti hield in opdracht van de hertog van Enghien het oog gericht op de bewegingen van de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck in het gebied tussen Maas en Moezel (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 311 en p. 370-371).
-
voetnoot8
- Pas op 12 augustus drong het tot de Parijzenaars door dat het leger van de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, de hoop al had opgegeven: op 30 juli had de Franse gouverneur De Chaussy (‘le sieur du Saussay’) de stad Lérida overgedragen aan de Spaanse bevelhebber don Felipe de Silva (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 205, en Gazette 1644, no. 95, dd. 13 augustus 1644).
-
voetnoot9
- Het Frans-Savoyaardse leger van prins Tommaso Francesco van Savoye had de voorkeur gegeven aan een aanval op de stad Arona aan het Lago Maggiore.
-
voetnoot10
- San Salvatore Monferrato, ten noorden van Alessandria.
-
voetnoot11
- Spigno Monferrato lag aan de belangrijkste toegangsweg naar de Spaanse garnizoensstad Finale Ligure.
-
voetnoot12
- Serravalle, ten zuiden van Tortona. In het voorjaar van 1643 had het Frans-Savoyaardse leger deze strategisch belangrijke plaats moeten prijsgeven aan de Spanjaarden; zie no. 6007 (dl. XIII) en nos. 6024 en 6094 (dl. XIV).
-
voetnoot13
- De Milanese gouverneur Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, doorzag de krijgsplannen. Alle garnizoenen liet hij vanuit zijn steunpunten in de omgeving van Alessandria (Alexandrin) opnieuw bevoorraden; vgl. Archivo de Simancas, Catálogo XXIII. Papeles de estado. Milán y Saboya, p. 345-347.
-
voetnoot14
- Ondanks de wapenstilstand die hij op 31 mei met de Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy was overeengekomen, hield Konrad Widerholdt, gouverneur van de vesting Hohentwiel, de mogelijkheid open voor terugkeer naar het Franse kamp: op 1 juli ging hij accoord met de artikelen die hem door Jacques Le Fèvre de Caumartin, de Franse ambassadeur in Zwitserland, waren voorgelegd (Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 33 n. 6: ‘Articles élaborés entre l'ambassadeur de France à Soleure et le colonel Wiederholt, 1er juillet 1644’).
-
voetnoot15
- De keizer en de hertog van Beieren weigerden de overeenkomst met de vestingcommandant nog langer te erkennen (supra, n. 14). Sinds die tijd verscherpte de Zwabisch-Beierse kolonel Marimont het toezicht op de wegen naar de vesting Hohentwiel (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 145, en Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 302).
-
voetnoot16
- De ervaren krijgsman Jacques Rouxel de Médavy (1603-1680), graaf van Grancey, werd belast met het bevel over het Franse garnizoen van Gravelines. In 1651 verwierf hij de waardigheid van ‘maréchal de France’ (DBF XVI, kol. 938).
-
voetnoot17
- Tijdens de intocht van het Franse leger in Gravelines streden de maarschalken Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, ‘grand maître de l'artillerie’, en Jean, graaf van Gassion, om de préséance (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 203, en Briefw. C.
Huygens IV, p. 19).
-
voetnoot18
- In een arrest van 7 juli hadden de raadsheren van het Parlement van Parijs de tenuitvoerlegging van het edict van de ‘toisé’ van 27 januari 1644 verzacht. Terstond bedacht Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’, een nieuwe belasting: ‘la taxe des aisés’ (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 93-94).
-
voetnoot19
- Het belastingoproer in de Dauphiné was gericht tegen het optreden van de intendant Nicolas Fouquet (Chéruel, o.c. II, p. 91-93, en Lettres au chancelier Séguier I, p. 635-636 en p. 674).
-
voetnoot20
- Henri d'Orléans, hertog van Longueville, gouverneur van Normandië, voorkwam met zijn aanwezigheid een herhaling van de ongeregeldheden van afgelopen winter (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 220).
-
voetnoot21
- De hertog van Enghien kreeg de lang verwachte versterkingen. Het regiment d'Albret was gelicht op naam van zijn zoon, Henri-Jules de Bourbon (* 29 juli 1643), hertog van Albret; vgl. no. 6364 (dl. XIV), en Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 298.
-
voetnoot22
- Koningin Henriëtte Maria van Engeland had in Pendennis Castle (Cornwall) gewacht op een gelegenheid om scheep te gaan naar Frankrijk. Voor de haven van Falmouth kruisten echter vier of vijf zwaarbewapende schepen van het Parlement. Een Hollandse kruiser waagde de overtocht (Briefw. C. Huygens IV, p. 23 en p. 29). Op 26 juli kon de koningin niet ver van Brest aan land worden gebracht (Gazette 1644, no. 93, dd. 6 augustus 1644, en CSP Ven. 1643-1647, p. 123-124).
-
voetnoot23
- De arts Théodore de Mayerne-Turquet maakte zich zorgen over de gezondheidstoestand van de koningin zo kort na de bevalling van een dochtertje, Henriëtte (CSP Ven. 1643-1647, p. 121, en Mémoires de madame de Motteville II, p. 115-118).
-
voetnoot24
- De heilzame wateren van Bourbon-Lancy (kuuroord ten oosten van Moulins).
-
voetnoot25
- De Franse zaakgelastigde Melchior, heer van Sabran, had zijn opwachting gemaakt bij de koning en koningin. Tijdens zijn verblijf te Oxford ving hij berichten op over een koninklijke zege. Teruggekeerd in Londen roemde hij de successen van het koninklijke leger van prins Rupert (Robert) van de Palts op het slagveld van Marston Moor (2/12 juli). Het Parlement trok zijn geloofwaardigheid onmiddellijk in twijfel (CSP Ven. 1643-1647, p. 116-119).
-
voetnoot26
- Tot nu toe had de Franse regering het Londense Parlement niet willen erkennen. Eind augustus ontving de heer van Sabran aangepaste geloofsbrieven (CSP Ven. 1643-1647, p. 122 en p. 129, en The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 285-286).
-
voetnoot27
- Don Alonso de Cárdenas, de Spaanse ambassadeur in Engeland, was eind juni de eerste diplomaat die het Londense Parlement officieel om een audiëntie had verzocht. In diens voetspoor traden weldra de Portugese resident dr. Antonio de Sousa de Macedo en de Staatse vredesbemiddelaars Albert Joachimi, Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude; zie no. 6940.
-
voetnoot28
- Enkele dagen na zijn overwinning bij Cropredy Bridge (begin juli) had koning Karel I in brieven aan Robert Devereux, graaf van Essex, de ‘lords and commons of Parliament assembled at Westminster’ zijn vredeswensen kenbaar gemaakt. Het Parlement droeg de beantwoording van de koninklijke boodschap over aan het ‘Committee of Both Kingdoms’ (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 274-275, en CSP Ven. 1643-1647, p. 124).
-
voetnoot29
- Het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven, verenigd met de Parlementslegers van Ferdinando Fairfax en Edward Montague, graaf van Manchester, had de koninklijken van prins Rupert (Robert) van de Palts teruggedreven naar hun steunpunten in Lancashire en Cheshire. Na de slag bij Marston Moor hervatten de Schotten de belegering van York. De stad gaf zich op 16/26 juli over (Briefw. C. Huygens IV, p. 23 en p. 33, en Gazette 1644, no. 95, dd. 13 augustus 1644).
-
voetnoot30
- Koning Karel I had de achtervolging ingezet op het Parlementsleger van sir William Waller. Eind juli rukte de koning over Bristol naar Exeter op (CSP Ven. 1643-1647, p. 121 en p. 128).
-
voetnoot31
- De parlementsgezinde ‘sergeant major’ (generaal-majoor) Richard Browne nam op 12/22 juli bezit van Greenlands House (nabij Henley-on-Thames) (CSP Ven. 1643-1647, p. 118, en Briefw. C. Huygens IV, p. 10).
-
voetnoot32
- Zeven Ierse soldaten van het koninklijke leger werden in Dorchester opgehangen (CSP Ven. 1643-1647, p. 126).
-
voetnoot33
- Het leger van de parlementsgezinde legeraanvoerder Robert Devereux, graaf van Essex, werd van een belegering van Exeter afgehouden door de koninklijken van prins Moritz (Maurits) van de Palts.
-
voetnoot34
- In Taunton troffen de parlementsgezinden flinke voorraden oorlogsmateriaal aan (CSP Dom. 1644, p. 335 en p. 355).
-
voetnoot35
- Een nieuwe lichting Schotten, onder bevel van Archibald Campbell, graaf van Argyll, en James Livingstone, graaf van Callander (Calender), zette meer vaart achter de belegering van Newcastle (CSP Ven. 1643-1647, p. 114 en p. 116).
-
voetnoot36
- Sir Thomas Myddelton (Middleton) (1586-1666) was met instructies van het Parlement naar Cheshire vertrokken. Hij voorkwam. de verovering van Oswestry (ten noordwesten van Shrewsbury) door eenheden uit het leger van prins Rupert van de Palts (DNB XXXIX, p. 441-443, en CSP Dom. 1644, p. 330-331 en p. 337-339).
-
voetnoot37
- Naar het voorbeeld van het Parlement in het moederland namen de puriteinse ingezetenen van Massachusetts, Plymouth, Connecticut en New Haven het bestuur in eigen hand en sloten in 1643 een ‘Confederation’ tegen de Indianen, de Hollanders en de Fransen. Koningsgezinden waren vooral aan te treffen in Maryland en Virginia (S.E. Morison, The Oxford History of the American people, p. 69-74).
-
voetnoot38
- Het aantal slachtoffers is overdreven. In 1636 doodden de Pequot indianen enkele kolonisten. Een jaar later sloeg een leger uit Connecticut de opstandigen nabij Stonington uiteen (Encyclopedia of American History, p. 43-44).
-
voetnoot39
- Teleurgesteld over de strategie die prins Rupert (Robert) van de Palts had gekozen voor het ontzet van York, verliet de koningsgezinde legeraanvoerder William Cavendish, markies van Newcastle, het land. Met een gevolg van 70 edelheden ging hij scheep naar Hamburg (CSP Ven. 1643-1647, p. 118, p. 121 en p. 123; CSP Dom. 1644, p. 331 en p. 378, en The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 278 en kol. 286).
-
voetnoot40
- Johann Christoph, graaf van Puchaim, maakte de weg vrij voor de troepen die Nicolaus (Miklós), graaf Esterházy, ‘Palatinus’ van Hongarije, ter beschikking had gesteld voor de strijd tegen de Zevenburgers (Doc. Boh. VII, p. 112 no. 309).
-
voetnoot41
- De keizerlijken die in opdracht van Johann, graaf van Götz(en), het leger van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi moesten achtervolgen in het gebied tussen de rivieren Hornád (Hernád) en Tisza (Theiß), ontvingen geen enkele steun van de plaatselijke bevolking (Doc. Boh. VII, p. 115 no. 318, p. 117 no. 324 en p. 124-125 no. 352, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 352-353).
-
voetnoot42
- Mousa, pasja van Boeda (Ofen), had aanvankelijk partij gekozen voor de Zevenburgse vorst György I Rákóczi. Hij kwam tot inkeer tijdens de onderhandelingen met de keizerlijke diplomaat Hermann, graaf van Czernin, over het verlenen van een vrijgeleide voor diens ambassade naar Constantinopel (Doc. Boh. VII, p. 114 no. 317 en p. 124-125 no. 352).
-
voetnoot43
- Keizer Ferdinand III had zijn ‘Proposition ... wegen der
Frantzösischen plenipotentiarien invitation schreiben’ op 31 mei/10 juni laten afkondigen in de ‘Deputationstag’ te Frankfort (Urk. u. Act. I, p. 852-855). Nog diezelfde maand bood hij de vergadering een nadere toelichting aan (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 223-252).
-
voetnoot44
- De afgifte van vrijgeleidebrieven aan de vredesdelegaties was verzekerd in het preliminair verdrag van Hamburg, dd. 25 december 1641.
-
voetnoot45
- Hertog Maximiliaan I van Beieren en de keurvorst-aartsbisschop van Keulen hadden steeds gepleit voor het onbeantwoord terugsturen van de uitnodiging die de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien op 6 april 1644 aan de Duitse vorsten en standen hadden gericht. Alleen de vertegenwoordiger
-
voetnoot45
- van keurvorst Friedrich Wilhelm van Brandenburg sloot zich niet bij de meerderheid in het college van de keurvorsten aan (Urk. u. Act. I, p. 855).
-
voetnoot46
- Peter (Pierre) von Weyms, president van de Raad van Luxemburg, woordvoerder van de Bourgondische Kreits op de Frankforter ‘Deputationstag’; zie no. 6707. Zijn stemgedrag in de ‘Fürstenrat’ hing af van de directieven die hij van de Spaanse gevolmachtigden in Munster ontving (R. von Kietzell, ‘Der Frankfurter Deputationstag von 1642-1645’ in Nassauische Annalen 83(1972), p. 116, en Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 10).
-
voetnoot47
- Op 6 augustus schreven de Franse gevolmachtigden aan de graaf van Brienne dat hun uitnodiging nog lang onderwerp van discussie zou blijven: ‘Quoyque la diètte de Francfort soit toujours en incertitude de la résolution qu'elle doit prendre sur nostre lettre circulaire, nous ne laissons pas de temps en temps d'en recevoir la response de quelque Prince et de quelque grande ville. Nous vous envoyons la coppie de celle qui nous a esté faitte par l'Archevesque de Magdebourg et les villes de Hambourg, de Lubec et de Brême’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 431).
-
voetnoot48
- Wolfgang Wilhelm van Palts-Neuburg (1578-1653), hertog van Gulik en Berg, verdedigde de autonomie van de rijkssteden en Kreitsen binnen het Rijk (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 249-250).
-
voetnoot49
- De rijkssteden Neurenberg, Frankfort, Straatsburg en Ulm hadden de beantwoording van de Franse uitnodiging in overweging genomen; zie nos. 6940, 6950 en 6960.
-
voetnoot50
- Erik Axelsson Oxenstierna, zoon van de rijkskanselier, trok over Orléans en Angers naar Nantes.
|