In dorso staat in een onbekende hand: Den 4 [sic] July 1644.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B no. 22. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met no. 6949.
-
voetnoot2
- Begin juli stokte de nieuwsvoorziening uit Calais. Maar op 4 juli kon de stadhouderlijke secretaris Constantijn Huygens uit het Staatse legerkamp te Maldegem melden
-
voetnoot2
- dat in het leger van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans alles naar wens verliep: dankzij de steun van de schepen van admiraal Maarten Harpertsz. Tromp was de haven van Gravelines (Grevelingen) volledig afgesloten (Briefw. C. Huygens III, p. 507).
-
voetnoot3
- Vgl. no. 6940. Op 11 juli werd in de Gazette 1644, no. 80 [= 81], uitvoerig verslag gedaan van een actie die de Franse luitenant-generaal Josias Rantzau op 4 juli had ondernomen tegen soldaten die de Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini binnen de belegerde stad had willen brengen: ‘La defaite et prise de trois cens soixante officiers Espagnols réformez et autres destinez pour le secours de Graveline’.
-
voetnoot4
- De maarschalken Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, ‘grand maître de l'artillerie’, en Jean, graaf van Gassion, lieten schipbruggen over de vestinggrachten van Gravelines aanleggen. Enkele manschappen drongen door tot de bolwerken (Gazette 1644, no. 80, dd. 9 juli 1644).
-
voetnoot5
- In het Staatse legerkamp verdedigde de Franse kolonel Godefroi d'Estrades de belangen van zijn regering. Op 11 juli schreef hij trots: ‘M. le prince d'Orange a esté très aise d'apprandre que la Reine est persuadée qu'il désire la prinse de Gravelinne et qu'il assiste ce dessein de tout ce qui dépand de luy’ (Correspondance d'Estrades I, p. 188-189).
-
voetnoot6
- 1200 ruiters en 800 infanteristen van de Luikse lichtingen van de Franse troepenwerver Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marschin), sloten zich in de omgeving van Carignan (ten oosten van Sedan) aan bij het leger van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien. Na dit nieuws vernomen te hebben staakte de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck zijn mars naar Gravelines. Zijn troepen voerde hij terug naar Luxemburg (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 295-296 en p. 579, en Gazette 1644, no. 78, ‘extraordinaire du VIII juillet 1644’).
-
voetnoot7
- Het Frans-Weimarse leger van Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, moest toelaten dat de Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth met 15000 man naar Freiburg im Breisgau oprukten.
-
voetnoot8
- Een detachement onder bevel van kolonel Marimont was door het Zwabisch-Beierse opperbevel achtergelaten om de bewegingen van Konrad Widerholdt, gouverneur van de vesting Hohentwiel, te volgen (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 302-304, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 145-146).
-
voetnoot9
- De heer van Cressi (Gressy), ‘maître d'hôtel ordinaire de la Reine’ was dit voorjaar teruggekeerd van een missie naar Engeland. Zijn afvaardiging naar München lijkt onwaarschijnlijk. Eerder zal Grotius doelen op de tussenkomst van Louis II de la Trémoïlle (1612-1666), markies van Noirmoutiers, in de onderhandelingen met hertog Maximiliaan I van Beieren over de vrijlating van de
Frans-Weimarse officieren die tijdens de slag van Tuttlingen (24-25 november 1643) in Beierse krijgsgevangenschap waren geraakt (Lettres Mazarin I, p. 689-690, en Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 12-16).
-
voetnoot10
- Tegelijkertijd moest de Frans-Weimarse krijgscommissaris Alexandre de Prouville, baron van Tracy, de in het nauw gedreven vestingcommandant van Hohentwiel afhouden van een verlenging van het wapenstilstandsverdrag dat hij op 31 mei met de Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy was overeengekomen (Lettres Mazarin I, p. 780-782).
-
voetnoot11
- De burggraaf van Turenne had Turckheim verlaten. Begin juli vestigde hij het hoofdkwartier van het Frans-Weimarse leger in Sélestat (Lettres de Turenne, p. 402).
-
voetnoot12
- Soldaten van het Spaanse garnizoen van Frankenthal moesten assistentie verlenen bij het ontzet van Gravelines. Toch durfden de Frans-Weimarsen een aanslag niet aan. Op 11 juli schreef Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, aan kardinaal Jules Mazarin: ‘Le passage des ennemis en deçà du Schwartzwald et le siège de Fribourgh faict que je ne peux pas m'esloigner’ (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 584-588).
-
voetnoot13
- De Mainzer keurvorst-aartsbisschop Anselm Kasimir Wambold von Umstadt voelde zich bedreigd door de aanwezigheid van de legers van de burggraaf van Turenne en de hertog van Enghien aan de Rijn, Maas en Moezel.
-
voetnoot14
- De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien hadden op 6 april 1644 aan de Duitse vorsten en standen een oproep gedaan om vertegenwoordigers naar Munster en Osnabrück te zenden. Op advies van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel hadden zij de Frankforter ‘Deputationstag’ ook met een exemplaar van hun uitnodiging bedacht. Tot eind augustus 1644 bleef het Franse initiatief onderwerp van een heftige discussie in het college van de keurvorsten en de ‘Fürstenrat’ (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 167-169; Urk. u. Act.
I, p. 852-855).
-
voetnoot15
- Een gunstige reactie verwachtten de Fransen van de rijkssteden Neurenberg, Frankfort, Straatsburg en Ulm. Onderling hadden de steden reeds een standpunt bepaald over het zenden van vertegenwoordigingen naar de vredesconferenties (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 386-388).
-
voetnoot16
- Spiers was niet langer een veilige vestigingsplaats voor het ‘Reichskammergericht’.
-
voetnoot17
- Op 22 juni sloten zich 5 regimenten uit het leger van veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen aan bij het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas. Na de verovering van Zeitz zetten de keizerlijken koers naar Maagdenburg (Doc. Boh. VII, p. 110-111 no. 302 en p. 113 no. 311 en p. 116 no. 320).
-
voetnoot18
- Zodra de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, zijn garnizoenen te Leipzig en Erfurt van nieuwe voorraden had voorzien, had hij zijn leger teruggevoerd naar het aartsbisdom Bremen.
-
voetnoot19
- Mousa, pasja van Boeda (Ofen), had partij gekozen voor de Zevenburgse vorst György I Rákóczi. Hij kwam tot inkeer tijdens de onderhandelingen met de keizerlijke diplomaat Hermann, graaf van Czernin, over een vrijgeleide voor diens ambassade naar Constantinopel
(Doc. Boh. VII, p. 114 no. 317 en p. 124-125 no. 352).
-
voetnoot20
- De nieuwe grootvizier Sultan-zâde Mohammed voerde een voorzichtige buitenlandse politiek. Op zijn gezag moest binnenkort de pasja van Boeda wijken voor de ‘neutrale’ Osman-Pascha (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 44-46, p. 50 en p. 64).
-
voetnoot21
- De wisselbrief met een Franse subsidie van 100000 rijksdaalders aan de Zevenburgse vorst György I Rákóczi lag ten huize van ‘monsieur Des Hameaux’, Frans ambassadeur te Venetië (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 349 en p. 351).
-
voetnoot22
- De kardinalen Alessandro Bichi en Gian Stefano Donghi hadden de weg geëffend voor de voltrekking van de vredesverdragen die paus Urbanus VIII op 31 maart te Ferrara met de republiek Venetië, groothertog Ferdinando II van Toscane, Francesco I d'Este, hertog van Modena, en Odoardo Farnese, hertog van Parma, had gesloten; vgl. V. Siri, Il Mercurio overo Historia de' correnti tempi IV 2, p. 500-540.
-
voetnoot23
- Prins Maurizio van Savoye had de plaats Cassine (ten zuiden van Alessandria) op de Spanjaarden veroverd.
-
voetnoot24
- Het kasteel van Ponzone kreeg een belegering te verduren van garnizoenssoldaten van Antoine de Stainville, graaf van Couvonges, Frans-Savoyaards gouverneur van Casale; zie no. 6940 n. 44.
-
voetnoot25
- Kolonel Stoz (Estoz of Strossius) voerde het bevel over een regiment Duitse ruiters in Spaanse dienst (Archivo de Simancas, Catálogo XXVI. Papeles de estado. Milan y Saboya, p. 355).
-
voetnoot26
- Het Frans-Savoyaardse leger van prins Tommaso Francesco van Savoye maakte zich aan de rivier de Tanaro gereed voor een offensief tegen de eenheden die de Milanese gouverneur Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, in de omgeving van Vercelli en Alessandria had samengetrokken (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 106-107).
-
voetnoot27
- Het leger van don Felipe de Silva ving de bestorming van de muren van Lérida op 24 mei aan. Ondanks verwoede pogingen van de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, om terrein terug te winnen (de verovering van Torres de Segre en Castelló de Farfanya, respectievelijk ten zuiden en ten noorden van Lérida), hielden de Spanjaarden stand. Op 30 juli kreeg gouverneur De Chaussy (‘le sieur du Saussay’) een vrije aftocht uit Lérida aangeboden (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 257-259 en p. 286).
-
voetnoot28
- Op 8 juni opende een Frans eskader onder bevel van ‘le chevalier Garnier’ († 1649; zie Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 63) het vuur op enkele Spaanse schepen die in de wateren van Valencia voor anker waren gegaan (Gazette 1644, no. 77, ‘extraordinaire du VI juillet 1644’: ‘Le combat de l'armée navale du Roy contre quatre grands vaisseaux Espagnols qui ont esté brûlez devant Valence’).
-
voetnoot29
- In dezelfde ‘extraordinaire’ (supra, n. 28) werd nieuws gepubliceerd over ‘Les progrez des armes du Roy de Portugal’. De meest recente heldendaden van de Portugese generaal Matias de Albuquerque (1595-1647) in de strijd om de plaats Montijo (ten oosten van Badajoz) in Extremadura werden beschreven in de Gazette 1644, no. 80, dd. 9 juli
1644. Zie ook Dicionário de História de Portugal I, p. 78-79 en IV, p. 340.
-
voetnoot30
- Aanvankelijk berichtten nieuwsagenten dat koningin Henriëtte Maria van Engeland in Exeter bevallen was van een zoon. Later bleek dat zij op 16 juni het leven had gegeven aan een dochter, Henriëtte (CSP Ven. 1643-1647, p. 112 en p. 117, en Gazette 1644, no. 80, dd. 9 juli 1644).
-
voetnoot31
- Na kritiek uit het Parlement over de wijze waarop hij de koning en de prins van Wales uit Oxford had laten ontsnappen, verbrak Robert Devereux, graaf van Essex, de samenwerking met het leger van sir William Waller. In de tweede helft van juni richtte hij zijn aandacht op het ontzet van de havenstad Lyme Regis in Dorset. Na de bevrijding van Lyme en de verovering van Weymouth nam hij de belegering van Exeter in overweging (CSP Ven. 1643-1647, p. 112).
-
voetnoot32
- Dankzij de 4000 ruiters die hij in Worcester had bijeengebracht, was koning Karel I in staat om het leger van zijn achtervolger sir William Waller van zich af te schudden. Zonder enige tegenstand keerde hij naar Oxford terug. Het wachten was nu nog op het voetvolk dat in de eerste schrik naar Bristol was uitgeweken (CSP Ven. 1643-1647, p. 112, en CSP Dom. 1644, p. 220).
-
voetnoot33
- De koningsgezinde legeraanvoerder William Cavendish, markies van Newcastle, vocht voor het behoud van York. In brieven aan prins Rupert (Robert) van de Palts smeekte hij om diens overkomst uit Lancashire. Toen de prins voor de muren van York verscheen, hadden de Schotse belegeraars reeds de begeerde rugdekking ontvangen van de Parlementslegers van Ferdinando Fairfax en Edward Montague, graaf van Manchester (Briefw. C. Huygens III, p. 502-504). Op 2/12 juli vond bij Marston Moor de beslissende slag plaats. De nederlaag van de koninklijken leidde de capitulatie van de stad op 16/26 juli in (CSP Ven. 1643-1647, p. 111-117 en p. 123).
-
voetnoot34
- De bewoners van de Parijse voorsteden protesteerden tegen de belasting op nieuwgebouwde huizen (de zogenaamde ‘toisé’) (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 87-91). Enkele bouwvakkers dreigden het huis van Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’, in brand te steken (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 192-194, en Mémoires d'Omer Talon I, p. 321-322).
-
voetnoot35
- Koningin Anna van Oostenrijk brak haar verblijf in Ruel op 5 juli af.
-
voetnoot36
- In een arrest van 7 juli 1644 herriepen de raadsheren van het Parlement van Parijs het belastingedict van 27 januari 1644. Alleen de bewoners van huizen die na 1548 zonder vergunning in de ‘faubourgs’ waren opgetrokken, moesten zich onderwerpen aan een belastingaanslag (Arrêts du Conseil du Roi, Règne de Louis XIV I, p. 14 en p. 22-23).
-
voetnoot37
- De Engelse koninklijke ambassadeur lord George Goring had de regering in Parijs bereid gevonden tot erkenning van
de oude betrekkingen tussen de twee koninkrijken (CSP Dom. 1644, p. 259-261 en p. 378). Op 3 juli werd de Frans-Engelse alliantie bezegeld met een staatsbanket in het zomerverblijf van de koningin te Ruel (Gazette 1644, no. 78, ‘extraordinaire du VIII juillet 1644’: ‘Les cérémonies faites au serment n'aguéres presté par Leurs Majestez, pour le renouvellement de l'alliance d'entre les Couronnes de France et d'Angleterre’).
-
voetnoot38
- Het vertrek van de buitengewone Portugese ambassadeur Alvaro Pires de Castro, markies van Cascaes. Op 20 juni nam de diplomaat afscheid van het Franse hof (Prestage, The diplomatic relations of Portugal, p. 12-13).
-
voetnoot39
- Rooskleurige berichten over de slag bij Montijo (26 mei 1644), de voortgang van de belegering van Gravelines en de overeenkomst die hertog Karel IV van Lotharingen op 24 juni te Gemünden ten overstaan van de Franse diplomaat Bernard du Plessis-Besançon had getekend; vgl. Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 194-195.
|