6969. 1644 juli 23. Aan Christina van Zweden.Ga naar voetnoot1
Serenissima ac potentissima regina, domina clementissima,
Accepi qua debui reverentia literas augustae Maiestatis tuae, datas XXIV Maii,Ga naar voetnoot2 simulque fusiorem explicationem causarum adversus Daniae regem,Ga naar voetnoot3 prudens sane ac solidum opus, quod ut ad plurimorum et hic et alibi notitiam perveniat laborabo. Ex principe Condaeo, ex comitibus Chavigniaco et Bryennio,Ga naar voetnoot4
etiam ex Sillonio,Ga naar voetnoot5 quem suo nomine interdum ad me mittit cardinalis Mazarinus,Ga naar voetnoot6 facile cognovi offensam hic fuisse aliquam ob bellum tam subitum, cuius nullae hic ante datae erant significationes;Ga naar voetnoot7 bene id evenisse imperatori, male nostris rebus communibus et Ragozio.Ga naar voetnoot8 Sed discussi hanc nebulam quantum potui, ostendens non tantum iustitiam, sed etiam inevitabilem huius consilii necessitatem ad praevertendum periculum, quo nullum maius unquam adiit Suedia. Ubi ablatum fuerit tam propinquum visceribus malum, apparitura maiora quam antehac tuae Maiestatis per Germaniam arma. Quare nihil posse Gallos facere rectius quam si laborent, ut bellum hoc cum rege Daniae quamprimum finiatur. Id futurum in
| |
proclivi, si Batavi incitentur, ut pro suo et communi gentium bono vires suas cum Suedis socient, quod et foederibus congruere.Ga naar voetnoot9 Visi quidem sunt per haec satis fuse a me explicata nonnihil loqui temperatius, sed latet aliud ulcus. Vident per hos successus crescere res Suedicas, et alia quaedam putant se prospicere, unde eae maiora etiam incrementa sint accepturae. Solet autem haec gens aegris oculis aspicere res magnas aliorum. Accedunt a PoloniaGa naar voetnoot10 et Roma qui invidiae metum accumulent. Sed venit in mentem illud poetae:Ga naar voetnoot11
Invidiam placare paras virtute relicta?
Quare Deum precor, serenissima ac potentissima regina, ut per Maiestatis tuae virtutes in dies crescentes crescere etiam faciat rem Suedicam.
tuae augustae Maiestatis subditus obedientissimus,
H. Grotius.
| |
Bovenaan de brief in de eerste copie te Leipzig: Argumentum. Reginae Suediae exponit quae de causis belli Danici cum Gallis egerit et Gallorum invidiam. Danos voluisse Moscovitas in Suedos concitare.
|
-
voetnoot1
- Copie Dresden, Sächs. Landesbibl., C 61, 204. Gedrukt Epist. ad domum Sueciae, p. 9 no. 14. Afschriften ook in copieboek Leipzig, UB, ms. 2633, f. 291 en f. 461. Antw. op no. 6883.
-
voetnoot2
- Het Zweedse koninklijke schrijven, dd. 18/28 mei 1644, was begin juli in de Republiek gearriveerd. In Amsterdam nam Harald Appelboom de zorg voor de verzending naar Parijs op zich (no. 6955).
-
voetnoot3
- De brief ging vergezeld van een aantal exemplaren van de Latijnse versie van het Zweeds Manifest dd. 16/26 januari 1644: Manifestum, declarans causas, quibus Sac. R. M.tas Sueciae, permota et adacta est, ad decernendum bellum, ac tuendum armis, suum ... ius, adversus ... Christiani quarti Daniae regis, violentos et hostiles actus ac conatus ...; zie BG no. 679A rem. 4.
-
voetnoot4
- Op donderdag 16 juni had Grotius koning Lodewijk XIV en koningin Anna van Oostenrijk in het bezit gesteld van de brieven van koningin Christina, dd. 27 januari/6 februari 1644 (no. 6696). Vervolgens maakte hij een rondgang langs enkele prominente leden van de ‘Conseil d'Etat’ om hen officieel mededeling te doen van het standpunt van zijn regering in de Zweeds-Deense oorlog. Met een welwillend gebaar namen Henri II de Bourbon, prins van Condé (no. 6916), staatsraad Léon le Bouthillier, graaf van Chavigny (no. 6961), en staatssecretaris Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne (no. 6916) de verklaringen van de Zweedse ambassadeur in ontvangst. Uit de discussies na afloop bleek dat zij toch niet geheel overtuigd waren geraakt van de noodzakelijkheid van deze oorlog.
-
voetnoot5
- Jean de Silhon (ca. 1596-1667), secretaris van de kardinaal; zie nos. 6227 en 6576 (dl. XIV), en NBG XLIII, kol. 991-992.
-
voetnoot6
- Omdat kardinaal Jules Mazarin tijdens ontvangsten de hoogheid van de Zweedse kroon niet wilde erkennen, had Grotius bewust afgezien van een bezoek aan het ‘Palais-Cardinal’; vgl. no. 6916.
-
voetnoot7
- Omstreeks deze tijd herinnerde kardinaal Jules Mazarin de Franse vredesbemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, aan zijn plicht: ‘Il ne faut pas, neantmoins, laisser pour cela d'agir fortement auprez de messieurs les Suedois, affin qu'ils donnent ordre à M. Torstenson de retourner en Allemagne ou d'y renvoyer des forces si considerables qu'elles puissent tenir en echec les imperiales, et les empescher de prendre de l'avantage sur le party confederé’ (Lettres Mazarin II, p. 16-18).
-
voetnoot8
- De plotseling ontwaakte Franse interesse voor de financiële en militaire noden van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi.
-
voetnoot9
- Het verdrag dat op 1/11 september 1640 tussen Zweden en de Republiek was gesloten, voorzag in een vereniging van wapenen indien één van de verbondenen in de vrije zeevaart op de Oost- en Noordzee belemmerd zou worden.
-
voetnoot10
- De Zweedse ambassadeur wantrouwde de vriendschap van kardinaal Jules Mazarin met de kanunnik Claudius (Domenicus) Roncalius, resident van koning Wladislas IV van Polen te Parijs.
-
voetnoot12
- Begin december 1643 had staatssecretaris Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne, deze informatie aan Grotius toevertrouwd; zie no. 6576 (dl. XIV). Kardinaal Jules Mazarin onthulde op 15 januari 1644 in een brief aan de Franse gevolmachtigden de bron van dit geheim: ‘Il est tres-certain qu'il se traitoit secretement une ligue entre Danemark, Pologne et Moscovie pour attaquer la couronne de Suède, et les ministres d'Espagne à Rome en avoient esté les promoteurs et en sollicitoient la conclusion par l'entremise de quelques Grecs, qui estoient partis de là avec cette commission. L'advis m'en a esté donné de Rome mesme, il n'y a pas plus de deux mois, par un de nos plus confidens amis, bien informé de cette matière’ (Lettres Mazarin I, p. XC).
-
voetnoot13
- De ‘messiven van sijn Majesteyt van Dennemarcken, d'eene aen de ... Staten Generael der Vereenigde Nederlanden, ende d'ander aen sijn resident Martino Tancken ...’ van 25 december 1643/4 januari 1644 (nos. 6699 en 6719).
|