den, dunct mij dat zulcx meer comt uit de passie van de predicanten ende luiden daervan hangende als uit de rechten reden van staet.Ga naar voetnoot4 't Is wel te geloven dat de roomsche catholycquen de beste affectie niet en hebben tot een regiering daer zij niet als slagen ontfangen, maer eer zulcx geschiede hebben zij getoont affectie tot het lant. Misschien waer het oock beter geweest dat men de Hollandsche priesters niet en hadde uitgejaecht maer laeten woonen in 't lant ende oock eenige nieuwen laeten aenwassen in plaetze van de gestorvene, dan haer te dwingen recours te nemen tot priesters comende uit de landen van de Spaensche obediëntie.Ga naar voetnoot5 In onzen tijd heeft men gemeent de groote strengicheit in dit stuck niet goed te zijn, jae zelfs veelen zijn geweest van opinie dat het niet quaed en waer in elck vroedschap een catholycke te hebben, dewijle doch de zaecken die daer verhandelt werden niet seer secreet en zijn ende daerdoor aen alle de roomsche catholycken onderrechtinge werdt gedaen van een redelijck beleidt der zaecken. Prins Maurits placht te Breda in de schepenbanck altijd eene roomsch-catholycke te stellen ende vond zich daerbij niet quaelijck.Ga naar voetnoot6 D'heer d'Avaux heeft altijd gezocht wel te staen te Rome.Ga naar voetnoot7
De heer Gunter is cloeck, maer tegen tastelijcke interesten baet geen welspreecken.Ga naar voetnoot8
Ick blijve van mijne opinie dat de croon van Swede zonder uitstel moet doen verstaen aen de Vereenigde Nederlanden ende aen de Anzesteden het voordeelGa naar voetnoot9 dat zij zullen doen in de verandering.Ga naar voetnoot10 Mijnheer den prins van Orangie zoude wel connen door Engelant gedisponeert werden voor den coning van Denemarcken;Ga naar voetnoot11 ende in 't stuck van weigeren van vrede werdt gemeenelijck de schuldt gegeven aen den aggresseur, waerom
| |
In dorso staat in een onbekende hand: Den 26 Maert 1644.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 36f. Eigenh. oorspr. Niet ondertek.
-
voetnoot2
- De interventie van de Franse gevolmachtigde Claude de Mesmes, graaf van Avaux, ten gunste van de geloofsvrijheid van de katholieken in de Republiek was niet voorzien in zijn instructie voor de Frans-Staatse onderhandelingen over een nieuwe ‘alliantie offensive ende defensive’. Zijn pleidooi werd diezelfde dag (3 maart) door de Staten-Generaal beantwoord met een resolutie waarin een verscherping van de voorgaande plakkaten tegen de ‘paus-gesinde’ werd aangekondigd. In een schrijven van 19 maart 1644 merkte de Franse staatssecretaris Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne, echter op: ‘Sa Majesté a trouvé rude que Messieurs les Estatz ayent si peu considéré ses offices qui tendoient au soulagement des Catholiques ... mais l'estat des choses et les règles de la prudence prescrivent qu'on dissimule’; zie no. 6690, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 8-9.
-
voetnoot3
- Pierre Jeannin († 1622), ordinaris Frans ambassadeur in de Republiek 1607-1609, had in juni 1609 afscheid van de Staten-Generaal genomen met een ‘Remontrance faite en l'assemblée des Etats-Généraux des Provinces-Unies ... au nom du Roi, en faveur des catholiques desdites provinces’ (Négociations du président Jeannin V, p. 474-484).
-
voetnoot4
- Vgl. J.D.M. Cornelissen, ‘Hugo de Groot en de vervolging der katholieken’, in Studia catholica 20(1944), p. 204-205.
-
voetnoot5
- De Hollandse Zending, geleid door apostolische vicarissen.
-
voetnoot6
- Als heren van stad en baronie van Breda toonden de prinsen van Oranje zich van hun gematigdste kant. Na de list met het turfschip (1590) hield prins Maurits zijn getrouwen in de schepenbank de hand boven het hoofd: zij mochten aanblijven, zoals bijvoorbeeld mr. Hugo van Baerle, schepen en burgemeester van Breda 1578-1603 (T.E. van Goor, Beschryving der stadt en lande van Breda, 's-Gravenhage 1744, p. 213-247, en L.J. Rogier, Geschiedenis van het
Katholicisme in Noord-Nederland I, Amsterdam 21947, p. 399-400).
-
voetnoot7
- Claude de Mesmes (1595-1650), graaf van Avaux, was zijn diplomatieke carrière in Italië begonnen, 1627-1632. Hij maakte zo'n goede indruk op paus Urbanus VI-II dat deze bij de Franse regering een verzoek indiende om de jonge diplomaat nog wat langer in Rome te laten; vgl. no. 6298 (dl. XIV), en DBF IV, kol. 832-837.
-
voetnoot8
- In zijn brief van 6 maart 1644 (no. 6750) had de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona melding gemaakt van de aankomst van de Deense kamersecretaris Frederik Günther in de Republiek. De Staten-Generaal verleenden de woordvoerder van koning Christiaan IV op 16 maart een openbare audiëntie. Een afschrift met de tekst van diens toespraak was onderweg; zie no. 6777.
-
voetnoot9
- Het ‘voordeel’ van de Republiek lag in de gemeenschappelijke verdediging van de vrije scheepvaart op de Oost- en Noordzee (artikel 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640).
-
voetnoot10
- Op 16 januari 1644 schreef Grotius aan zijn zwager: ‘De steden Lubeck, Hamburg ende Bremen hebben van Swede niet als alles goeds te verwachten ende zullen misschien niet quaelijck doen met haer in protectie te geven van Swede’; zie nos. 6649, 6664 en 6719, en het schrijven van koningin Christina van Zweden aan de stadsbesturen van Hamburg, Bremen, Danzig en Lübeck, dd. 29 januari/8 februari 1644 (hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 6, no. 26).
-
voetnoot11
- Frederik Hendrik bewonderde koning Christiaan IV van Denemarken om diens onvoorwaardelijke steun aan de Engelse koningsgezinden (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 44-45).
-
voetnoot12
- Er werd in de Staten-Generaal druk gesproken over het zenden van een ambassade naar Zweden en Denemarken; een concreet voorstel was echter nog niet ingediend.
-
voetnoot13
- Aan de Staten van Holland was afgelopen najaar de vraag voorgelegd of de Oosten Westindische Compagnieën niet onder één octrooi samengebracht konden worden. Deze kwestie kwam aan de orde toen weer vergaderd moest worden over de verlenging van het op 31 januari verleende octrooi voor de Verenigde Oostindische Compagnie; zie no. 6686, en Res. SH, dd. 9 en 10 maart 1644.
-
voetnoot14
- De Spaanse vlootbasis te Manila (Filippijnen).
-
voetnoot15
- In de tweede helft van maart begon Grotius zich plotseling te interesseren voor nieuwe vaarroutes naar Oost-Indië; vgl. het postscriptum in zijn nieuwsbrief aan kanselier Axel Oxenstierna, dd. 19 maart 1644 (no. 6771), en het verzoek aan Willem de Groot om hem te berichten over de ontdekking van een zee ten westen van de Straten van Magalhães en Le Maire (no. 6792).
|