Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15
(1996)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermdEn wijl allen die op de Oostzee hunnen koophandel dreven, daarin belang hadden, oordeelde hij ... dat die van Lubek, Danzik, Hamburg en Bremen ten opzicht der tollen met Zweden eenen lijn behoorden te trekken; ... schreef hij al in Loumaandt: | |
Ik weet wel ... dat het oogmerk van zijn Excellentie den rijkskancelier isGa naar voetnoot2 die steden, zoo zij in een goede verbintenis willen treden, niet alleen niet te verkorten, maar ook hare vrijheden te vermeerderen. Ik meen ook vastelijk dat de staat der Vereenigde Landschappen geen verbintenis zouw konnen vinden die minder verdagt zoude konnen zijn, en Zweden kan hare conditiën beter maken in de Zond dan die tot noch toe zijn geweest, en vaststellen dat nu t'elkemaal verandert, zijnde de kroon van Zweden in achting van hare tractaten wel te onderhouden.Ga naar voetnoot3 | |
... Maar dus in Engelandt overgestapt, kan ik niet voorbij de hartelijke genegentheit, die De Groot onder zijn brede verhalen der Engelsche zaken in zijn brieven aan den heere Reigers- | |
bergen zeer dikwils uitdrukt wegens den aardsbisschop van Kantelberg; ... schreef hij aan hem den drieëntwintigsten van Loumaandt: | |
Ik bid Godt ... voor den aardtsbisschop,Ga naar voetnoot4 wiens oogmerk ik meen goet geweest te zijn, hoewel niet altijdt vergezelschapt met voorzichtigheit en kennisse van tijden, personen en plaatsen. | |
In het slot eenes briefs van den drieëntwintigsten van de eerste maandt dezes jaars schrijft hij: | |
De keurvorst van BrandenburgGa naar voetnoot5 heeft geconsulteert met zijne theologanten, of een gereformeerde met eene goede consciëntie mag huwelijken met eene luthersche. Een doctor heeft getwijfelt, maar doctor Agricola heeft gezegt: ja, ad bonum publicum. En de keurvorst, daarover zeer verblijd zijnde, heeft zulks laten weten aan zijn vrouw-moeder.Ga naar voetnoot6 | |
In dien brief had hij zich vooraf in 't breede laten hooren: | |
Zoo dat huwlijk voortgaat, Holstein in de Zweedsche handen blijft, Bremen en Oldenburg dezelve bescherming aannemen, zoo is aan de kroon Zweden de weg gebaant van Pruissen naar Pomeren, van Pomeren naar de drie marcken van Brandenburg, en vandaar over de voorzeide quartieren tot aan de landen van Mark, Berg, etc., zijnde vast aan Gulik, Kleve, Ravensperg en Ravestein, op alle 'twelke 't recht van den keurvorst van Brandenburg beter is dan van iemant anders ende meer krachten zal hebben, zijnde in een koninglijke hand. Daarbij zal komen een stem, niet alleen in de vergadering van de stenden van Duitslandt, maar ook in 't keurvorstelijke collegie in 't verkiezen van een keizer, en 't respect dat alle protestanten, zoo in Duitslandt als in Polen, aan de kroon Zweden zullen dragen, zoekende aldaar als hanthaving van hunne rechten en gerustheit. |
|