Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.
In dorso staat in een onbekende hand: Den 12 Maert 1644.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 36b. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6758.
-
voetnoot2
- Het verdrag dat op 1/11 september 1640 tussen ‘de Koningin en 't Koningrijck van Sweden aen d'een, en de Heeren Staten Generael en de Vereenigde Nederlanden aen d'andere sijde’ was gesloten ‘tot versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaert en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (Aitzema (fo) II, p. 691-698).
-
voetnoot3
- De Zweedse koninklijke commissaris Louis de Geer was afgelopen maand in de Republiek gearriveerd. In overleg met de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona belastte hij zich met de overhandiging van de ‘communicatoriae’ van koningin Christina, dd. 20/30 december 1643, ‘super motibus Danicis’ aan Frederik Hendrik, de Staten van Holland, de stad Amsterdam en de andere steden en gewesten. Tijdens zijn reis langs de Hollandse steden verkende hij de mogelijkheden om manschappen en schepen te werven voor de strijd van de Zweden tegen de koning van Denemarken (Stockholm, RA, Riksregistratur, 1643II, Tyskt och Latinskt, f. 406r-433r, en ‘Brieven van Louis de Geer’, in BMHG 29(1908), p. 360-369).
-
voetnoot4
- Zie de adviezen in zijn brieven aan Nicolaes van Reigersberch dd. 16 januari 1644 (no. 6649) en 13 februari 1644 (no. 6705).
-
voetnoot5
- Op 23 januari 1644 sprak Grotius in brieven aan
rijkskanselier Axel Oxenstierna (Stockholm) en diens zoon Johan Oxenstierna (Minden en Osnabrück) reeds over de noodzaak van een Zweeds-Staatse toenadering (nos. 6666 en 6667).
-
voetnoot6
- Het Zweeds-Staats verdrag voorzag in een vereniging van wapenen indien één van de verbondenen in de vrije zeevaart op de Oost- en Noordzee belemmerd zou worden. Op verzoek van Frederik Hendrik (‘Neef’) verlangden de Staten-Generaal van de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona de verzekering dat de Zweeds-Deense oorlog uit geen andere ‘oorsaak en was gesprooten, als uit de perturbatie van de commercie’. Na een bevestigend antwoord van de resident verklaarde de prins: ‘voor eerst best te weesen, tot geen feitelijkheeden van weegen deesen Staat uit te bersten, maar alvoorens door een ambassadeur geaccompagneert met een goed aantal scheepen te attenteeren ‘Viam concordiae’, en sulks misschien niet willende vallen, dat alsdan nader op het geheele werk sal moogen werden gedelibereert’ (Res. SH, dd. 11 maart 1644).
-
voetnoot7
- ‘Neefs’ zoon Willem (1626-1650), prins van Oranje, was gehuwd met de ‘princess royal’ Mary Stuart (1631-1661), kleindochter van koning Jacobus I van Engeland en Anna (1574-1619), dochter van koning Frederik II van Denemarken.
-
voetnoot8
- De Zweeds-Deense oorlog paste niet in de Franse krijgsplannen van dit jaar; vgl. Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 41-44.
-
voetnoot9
- De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien hadden het memorandum met de Staatse verlangens op het punt van de ‘eer en tytulen’ doorgestuurd naar Parijs. In februari 1645 gaf de regentesse eindelijk toe: ‘que sa Majesté accorde pleinement sans aucune reserve, ce qu'ils luy ont demandé touchant les rancs et honneurs de messieurs vos ambassadeurs, son intention estant qu' ils soient trettés partout comme ceux de Venise’ (J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 320-327; Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. XXXVI-XL).
-
voetnoot10
- Aan de Staten van Holland was afgelopen najaar de vraag voorgelegd of de Oost- en Westindische Compagnieën niet onder één octrooi samengebracht konden worden. Deze kwestie kwam aan de orde toen weer vergaderd moest worden over de verlenging van het op 31 januari verleende octrooi voor de Verenigde Oostindische Compagnie; zie no. 6686, en Res. SH, dd. 9 en 10 maart 1644.
-
voetnoot11
- In opdracht van Richelieu hadden historici materiaal verzameld ‘touchant les droits du roi très chrétien sur plusieurs états et seigneuries possédées par divers princes voisins’; zie nos. 5955 (dl. XIII) en 6149 (dl. XIV). Verdienstelijk was het werk van Pierre Dupuy, Théodore Godefroy, Charles Hersent, Jacques de Cassan, Cardin Le Bret en Louis Chantereau-Lefèvre (Les sources de l'Histoire de France XVIIesiècle IV, p. 257-259). Hun lijvige boekwerken werden ten behoeve van de Franse gevolmachtigden ter vredesconferentie samengevat in korte memoranda. In november 1643 kon het Spaans bewind in de Zuidelijke Nederlanden beslag leggen op een dergelijke optekening van Franse kroonrechten (Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 132-134, en Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 137 en p. 159-189).
|