Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14

[p. 729]

6562. 1643 november 28. Aan J. Oxenstierna.¹

1 Hs. Stockholm, RA, E 951, coll. J.A. Oxenstierna ser. B II. Eigenh. ondertek. Adres in Grotius' hand. Antw. op 6528. Met uitzondering van het postscriptum bevat deze brief aan Johan Oxenstierna dezelfde tekst als de nieuwsbrief van Grotius aan kanselier Axel Oxenstierna (no. 6561). Gedrukt in Meerman, Epist. (BG no. 1222), p. 115. De tekst is ook bekend van copieën aanwezig te Hamburg, Staats- und Universitätsbibl., Sup. ep. Uffenbachii et Wolfiorum, 42, 67 en 4^o 38, 30; te Hannover, Niedersächs. Landesbibl., ms. XII, 746, f. 56; te Kopenhagen, KB, coll. Thott, 504, 2^o, p. 184; en te Linköping, Stifts- och Landsbibl., Br. 23, 42 en Br. 24, 74-75.

Postscriptum in de hand van Grotius: Accepi literas Excellentiae vestrae, scriptas Mindae altera Novembris, habeoque pro eis gratias summas. Scripsi ego septimo quoque die; literas misi ad dominum Rosenhanium modo recta, modo implorata domini Bilderbekii opera, per quem et in posterum mittam inscriptas Excellentiae vestrae, quae, ut caput legationis, participes earum quae tanti sunt rerum, faciet alios.²

Adres in de hand van Grotius: Illustrissimo domino/domino Johanni Oxenstiernae, reginae regnique Suedici senatori et extra ordinem legato, etc., libero baroni in Kymitho, etc.

2 Afgelopen maand waren poststukken met bestemming Munster/Osnabrück en Minden abusievelijk bij Willem de Groot in Den Haag bezorgd. Deze vergissing bemerkte Grotius op 11 november (nos. 6511 en 6532). Voortaan zou hij erop toezien dat de Zweedse resident Schering Rosenhane de aan hem geadresseerde post via het Keulse kantoor van Hendrik van Bilderbeeck ontving.