Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14

6137. 1643 maart 17. Van G. Keller.¹

Hochedler, gestrenger herr ambassadeur, insonderss hochgeneigter herr,

Auss Dennemarck haben wir anderss nichtss alss die continuation dess vorigen,² vnd über dass nur allein, dass man vor gewiss sagen will, dass zuem wenigsten ein theil der Dänischen kriegss praeparatorien zur assistentz dem könig in Engellandt angesehen sey. So beruhet auch dass friedenss negocium in vorigen terminis.

Der Polnische reichsstag hat seinen anfang gewonnen,³ wirdt aber noch von keinen

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 76. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse ambassadeur te Hamburg, Johan Adler Salvius.

2 In Hamburg had men nog geen nieuws ontvangen over de Deense landdag te Kopenhagen; vgl. nos. 6128 en 6138.

3 De eerste zittingsdagen van de Poolse rijksdag (12-19 februari) waren gewijd aan de benoeming van nieuwe waardigheidsbekleders (A.S. Radziwiƚƚ, Memoriale III, p. 120-122).

[p. 162]

sonderlichen verrichtungen gehöret, allein vermutet man sich nichtss gutess, sonderlich vor die evangelische parthie, wieder welche die actiones mit grossen verleumbdungen geführet werden. Der keyserl. gesandter daselbst sollicitirt starck umb hülff, soll aber schlechte apparentz sein, dass er viel erhalten werde, vnd stehet ihm der Frantzös. gesandter baron d'Avangour starck im wege.⁴

Der churfurst zue Brandenburg ist den 24. Febr. nach Cüstrin kommen,⁵ wird nunmehr zue Berlin sein, vnd soll sich vnterwegenss in den Märckischen städten, woruf er zukommen, die hüldigung haben thuen lassen. Auss Westpfahlen vnd auss den Braunschweigischen wirdt dess h[errn] feldtmarschaln Excell. ein starcker secours von 36 compagn[ien] zue pferd - so guten theilss von den Luneburgischen⁶ herkommen - zugeschickt,⁷ vnd ist albereit in voller march begriffen.

Ich schliesse hiermit, stetss verbleibend

Ew. Excell. gehorsambster diener,
G. Keller m. pa.

4 De Franse gezant Charles Du Bois, baron van Avaugour, verzette zich hevig tegen de inspanningen van baron Georg Ludwig von Starhemberg, heer van Świdnica en Jawor, om in Polen geld en manschappen voor de keizer te werven (Urk. u. Act. I, p. 115-119).

5 Keurvorst Friedrich Wilhelm was op 15 februari uit Koningsbergen vertrokken om in maart aanwezig te zijn bij een bijeenkomst van de standen in de Mark Brandenburg. De 6^de maart bevond hij zich in de grensplaats Kostrzyn (Küstrin) aan de Oder; vgl. nos. 6104 en 6118.

6 De hertogen van Braunschweig-Lüneburg hadden in 1642 een verdrag met de keizer gesloten. Tegen de afspraken in lieten zij toe dat in hun landen manschappen werden geworven voor dienst in het leger van veldmaarschalk Lennart Torstensson; vgl. Doc. Boh. VI, p. 461-462, no. 1411.

7 De Zweden waren er niet in geslaagd om de Saksische stad Freiberg te overmeesteren. Met achterlating van een deel van hun bagage weken zij eind februari naar de omgeving van Strehla uit (Doc. Boh. VI, p. 468 no. 1431, en Gazette 1643, no. 38, dd. 28 maart 1643).

Hamburg, den 7. Martii [1]643.

P.S. Ess sollen auch von allen Schwed. guarnisonen an der Elbe vnd in Pommern einige völcker gezogen vnd gleichfalss vfwartss geschickt werden. Gott gebe dass sie woll über kommen vnd gute dienste thuen mügen.

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 1 April.