Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13
(1990)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6015. 1642 december 26. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Van den cardinael,Ga naar voetnoot2 gelijck eertijds van Julius Caesar, nemo loquitur mediocria, maer die gheen pensioenen van hem gehadt hebben, zijn meest tegen hem. Off die nu regieren lang eenigh zullen blijven, werdt getwijffelt. Ende Mazarini, nieuw ende vremd zijnde, can niet doen dat Richelieu dede; heeft oock de Bastille ende 't Bois de VincenneGa naar voetnoot3 zoozeer niet tot zijn commandement, nochte zoo vrije dispositie van het geldt, waerdoor den andere zich dede ontzien ende gehoorzaemen. Het oorlogh zullen wij noch hebben voor het toecomende jaer ende binnen dat jaer zullen wij zien wie van de nieuwe regierders - onder welcke alrede jalousiën zijn - het meeste credyt zal hebben bij den coning, ende uit diens humeur oordeelen wat wij hebben te verwachten. Van de schatten te Havre resteert weinigh, gheen millioen guldens. De fuick is tweemael gelicht, eens geduirende de ziecte te Narbonne, eens geduirende de ziecte te Parijs,Ga naar voetnoot4 zoodat daerin vrij wat is verzuimt. De memoriën van den cardinael strecken om 't oorlogh te continueren, waerin de grootheit van alle de zijnen is gelegen, als La Millerai, Pontcurlé, de Breszez, Harcourt, Guiche.Ga naar voetnoot5 De memoriën aengaende de eenicheit in de religie gaen niet vorder als voor Vrancrijck ende, zoo wij hooren, loopen meest op distributie van gelden. Om iet te doen dat den paus tegen zoude zijn, hebben zijne gedachten niet gestreckt ende zoude te zien staen off den staet van Vrancrijck zulcx wel zoude connen lijden; doch de libertés de l'Eglise gallicane lijden wel wat uitrecking. Mijn credyt is bij den cardinael noit groot geweest, alzoo hij niemant en conde lijden die zoude dencken: hoc non licet. De geallieerde zullen in dezen tijd wel goede advertentie van noode hebben. De onlusten tuschen den geweesden cardinael ende den prince van Orangie ontstaen uit de tocht in BrabantGa naar voetnoot6 hebben noit zoodaenigh geweest off den cardinael heeft altijd gewenscht de progressen van zijne Hoocheit tegen Spaegnie. Den coninck hoorende dat in Spaegnie vreuchd was over des cardinaels doot heeft gezegt dat de Spaignaerden daerom niet te beter coop en zouden hebben. 't Is onredelijck dat men den prins van Orangie wil quaelijck afnemen dat zijne Hoocheit | |
zijn geld gebruickt tot assistentie van zijne aengehylicte.Ga naar voetnoot7 Ende nopende de religie meen ick niet dat de ministres reden hebben te clagen.Ga naar voetnoot8 Zoo ick in deze conjuncturen in Hollant waere geweest, ick zoude van opinie zijn geweest dat men den coninck van Engelant in zijne wettelijcke autoriteit zoude behooren te mainteneren om de erkentenisse van oude weldaden, om het interest van alle potentaten ende om den naem niet te becomen van alle coningen tegen te zijn. Ick hoor iemant van qualiteit vanwegen de coninginne van Engelant is gegaen nae Denemarcken, Swede ende Polen om hulp te verzoucken. Zoo van buiten geen hulp en comt ende de Schotsche puritainen zich met de Engelsche puritainen voegen, zoo staen des conincx van Engelant zaecken zeer quaelijck. Die grove lutherscheGa naar voetnoot9 zal zichzelve dootloopen mettertijd. Hij en doet niet als om geld. Wie hem dat geeft om tegen mij te crijten, weet ick niet, maer wel dat daertoe geen luiden in Hollant zullen ontbreecken. Zoo iemant vandaer aen HambraeusGa naar voetnoot10 schrijft, hij zal stoffe vinden om te antwoorden. 26 December 1642. | |
In dorso staat in een onbekende hand: Den 26 Jan. [sic] 1642. |
|