Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13
(1990)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5737. 1642 juni 2. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Donderdach lestleden is sijn Hoocheyt uyt Den Hage vertrocken ende de coninginne Sondach gevolcht om den prins desen Maendach tot Buyren te vinden ende vandaer Woensdach te gaen besien het leger,Ga naar voetnoot2 dat ick meen van voetvolck niet compleet wesen sal, soo veel scepen hebben ontrent Dordrecht lange gelegen door contrariën wint, die nu eenyge weecken heeft gewayt. Dan men seyt mij het volck te lande is beginnen te marcheren. Welcken wech tot groote incommoditeyt van de lantsluyden, daer sij sullen moeten passeren, sal moeten worden genomen; soude men anders de goede commoditeyt van droochte van de somer ende anders gebruycken, hoewel mijns oordeels deselve weynych sal favoriseren, indien de conjunctie van Hatsvelt ende Wael alreede is geschietGa naar voetnoot3 ende de conte de la Guic[h]e geslagen, gelijck de Brabantsche tijdyngen ons verclaren.Ga naar voetnoot4 | |
Men hadde gemeent de ambassadeurs desen dach souden naer Engelant hebben verreyst, dan den heer van Rijnswau tusschen de Saterdach en de Sondach sijnde sieck geworden sal de reyse vertragen; ende evenwel en meent men niet dat het is een sieckte van staet, daer anders redenen toe sijn, omdat het in Engelant seer slecht voor den conynck staet.Ga naar voetnoot5 De approbatie van de proceduyren van den gouverneur van Hul heeft het parlement nu [in] den druck de ingesetene bekentgemaekt ende stelt vast ordre op de militie.Ga naar voetnoot6 Alle hope loopt op Schotlant, dat men crachtych schijnt te willen interponeren tot de accommodatie, ende den conynck; ende goet commende uyt dien houck daer het quaet vandaen is gecommen, kan men oordeelen dat niet te groot wesen sal. Het schrift tegens Rivet hebbe ick met lust gelesen.Ga naar voetnoot7 Het is cort ende claer, nader ontdeckende als eenyge vorige, hoe verre uEd. is van Socino ende Pelagio, dat dienstych is. Rivet sal het sijne daer wel vinden, dat hij wel heeft gemeriteert. De maniere die uEd. tegens Laurent(ium) gebruickt, is conform het concept dat wij hier oock hadden beraemt ende breeckt de cracht van het schrift cum contemptu autoris. Rivet sal het daer niet bij laten, maer wort geseyt alreede wederom aen 't werck te wesen, daer père Pethau in campange commen sal.Ga naar voetnoot8 Spierynck is noch hier;Ga naar voetnoot9 Graswynkels bouck de Maiestate gedruckt, doch het gelt dat hij garen hadde niet betaelt.Ga naar voetnoot10 Van Oosten noch Westen hebben wij niet. Den heer Conradi, burgemeester van Amsterdam, een seer capabel persoon van goede maximes, die uEd. estimeert, van uEd. geëstimeert is geweest naer uEd. mij te Amsterdam sijnde heeft bekentgemaekt, meent eerstdachs sijn soon te senden naer Paris,Ga naar voetnoot11 verwacht dat faveur, dat hij niet alleen bij uEd. acces, maer door uEd. entremise kennisse ende omganck bij des conynckx architeckt,Ga naar voetnoot12 in welcke conste nevens de mathematique hij hem oeffent, soude connen crijgen, ende heeft begeert dat ick hetselve op uEd. soude versoucken. Twijfele off, gelijck hij daertoe bequaem is, oock genegentheyt soude tonen om hetgene uEd. aengenaem soude sijn te bevorderen. Desen 2 Juny 1642. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck. Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 10 Iunii. En in dorso: 2 Iunii 1642 N. Reigersberg. |
|