Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13
(1990)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5619. 1642 februari 24. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Hier is 't al in 't woel tot de receptie van de coninginne van Engelant, die op Saterdach off Sondach daer geëmbarqueert alle uyre hier met de princesse Marie wort verwacht.Ga naar voetnoot2 Het logement is in 't Noorteynde geprepareert. Uyt de Staten-Generael sijn eenyge om die tot Helvoet te ontfangenGa naar voetnoot3 gecommitteert, waer op morgen sijn Hoocheyt ende den jongen prins mede naer toe gaen. Off dese reyse met wille ende weten van het parlament geschiet, wort gevarieert, maer dat het niet tegens den danck van hetselve en is hout men seecker, hoewel apparentelijck hier sijnde licht ombragiën bij het parlament genomen connen worden. Bij | |
provisie sal sijn Ho[o]cheyt uyt den quaden stant van den conynck trecken dat voordeel, dat de consummatie van een huwelijck,Ga naar voetnoot4 dat lange licht soude hebben geworden gesleept ende hadde op 't leste connen haperen, nu is verseeckert: daer den staet dat goet uyt sal genieten dat de bruyt sijnde in de schuyt,Ga naar voetnoot5 men minder schoon op sal hebben te dienen. Met de reste mach het gaen sooals het mach, sonder groote costen sal dese feest niet passeren! Wat voorts volgen sal van den prins van Walles ende de jonge princes van Orangien,Ga naar voetnoot6 daervan mij is verseeckert dat wort gehandelt ende sonder disgraicie van VaenGa naar voetnoot7 all soude geweest sijn geconcludeert, moet affgewachten worden. Maer somyge meenen conditiën vanweegen den conynck souden worden bedongen, die bij sijn Hoocheyt niet soude wesen te presteren, gelijck ick geloove dat niet soude sijn, soo yet tot stijvynge van sijne Majesteyt tegens het parlament voorgenomen moste worden. Soo crachtych is puritanismus in de gemoederen van de geestelijcke ende het meerderdeel van de regierynge. De resolutie bij het parlament genomen, daerbij voor vianden van het rijck worden verclaert die spreecken sullen den prins van Walles met eene rooms-catholycke te alliëren,Ga naar voetnoot8 is voor den prins van Orangien seer favorabel. Dat met het vertreck van de coninginne de alteratiën van het rijck, daer men hare Majesteyt de schult van geeft, souden worden gestilt, is buyten apparentie, hoewel eenyge willen men geloove alles nu daer wel is, gelijck veele het daervoor houden soo wanneer het parlement eenych is ende alles doet wat het wil. Ende sonder uytheems support is de conycklijcke macht qualijck te herstellen, nu het parlement meest, bij seclusie van de biscoppen ende roomsgesinde uyt het Hoge Huys, eensgesint min peryckel loopt van door gedeeltheyt sijn eygen macht te breecken. Den conynck niet beter connende willycht alles in wat hem wort gevercht. Dat RhoGa naar voetnoot9 in dese gestaltenisse van saecken yet voor de restitutie van den Pals sal vorderen, is niet te dencken ende evenwel schrijft men dat hij noch aengehouden wort met eenyge hope. Den churfurst van Ceulen, clagensgewijse schrijvendeGa naar voetnoot10 aen desen staet van de hulpe van alderley toevoer die de Hessen ende Fransen hier vinden, geeft te kennen dat men niet vremt moet houden, soo hij oock uytheems secours versouckt. Daerop sonder veel te antwoorden volgen sal dat, indien hij Spaense roupt, het volck van dit lant oock volgen sal. De noot ende hope van secours van Beyeren heeft nu het cappittel doen resolveren, daertoe lange voor desen tevergeeffs is getracht, ende het coadjutorschap defereren aen Maximil[i]aen van Beyeren, sone van hertoch Aelbert, broeder van den churfurst,Ga naar voetnoot11 sijnde twee, drie van de eminenste | |
gecontenteert, namentlijck den broeder van den Rijngraeff met het administratorschap van Straesburch.Ga naar voetnoot12 De intentie schijnt hier te wesen de Portugesen met een vloot van twintych scepen te assisteren, maer off dat haer soo veel sal stercken als door het verlies van Sint Thomé ende loslaeten van het eylant, dat bij de onse, een Engels schip, uyt Guinea gearriveert ende daer aen lant geweest ende den lesten September vandaer geseylt, verhaelt te sijn geschiet,Ga naar voetnoot13 twijfele ick seer, ende dusdoende sal noch desen staet bij den conynck noch den conynck bij sijn volck niet veel gunste vinden. De voorleden weecke heeft Rivet sijne consideratiën tegens uEd. Annotationes op CassandrumGa naar voetnoot14 onder den druck gebracht, die nevens uEd. text uytgegeven worden. Het werck sal groot wesen twintych bladeren, daer twee van gedruckt sijn gesien, ende dese maent sal het in 't geheel aen den dach commen. Dese morgen met een daervan spreeckende seyde hij uEd. met respect tracteert sonder calumnie off in[v]ectiven, daerop ick seyde niet te twijfelen ofte sal met gelijcke mate worden gemeten, gelijck MaraisGa naar voetnoot15 soude sijn gedaen, hadde hij geen ander oorsaecke gegeven. Somyge hier souden Modre[v]iiGa naar voetnoot16 ende die uEd. verder noemt, hare schriften wel willen sien. Rivet seyde verder dat onder Morel, des conynckx drucker, uytgegeven worden de Confessie van Ausburg, Consultatie van CassanderGa naar voetnoot17 ende uEd. Annotationes bij den anderen gedruckt; waeruyt hem wordende gemoveert dat eenych publyck dessein is tot vereenynge, advoueerde hetselve, maer sijn dispositie daertoe toonde hij niet. Ick hadde gehoopt voor quade Duytse Latijnse brieven te mogen sien,Ga naar voetnoot18 maer kan dat niet wesen, sal uEd. mij gelieven te excuseren dat ick arger Latijnsche geve: nam tuarum tanta cupiditate ardeo, ut non pudeat me ea mercede corrumpi, ut vel ignorantiam meam si tamen quidquam mei tibi lateat prodam. Desen 24 Februari 1642. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur ordinaris van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck. Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 5 Martii. En in dorso: 24 Febr. 1642 N. Reigersberg. |
|