Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13
(1990)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5566. 1642 januari 20. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Het is mij leet dat uEd. oorsaecke meent te hebben liever alle andere als uEd. best geaffectionneerste vrienden uEd. concepten te communiceren. Want sodanygen sijn het die sonder ander interest als het uwe van herten wenschen dat de reputatie, die de Annotationes | |
in Novum TestamentumGa naar voetnoot2 bij alle menschen souden hebben gegeven, door eenyge cleyne tractaetjens,Ga naar voetnoot3 selffs bij die uEd. veel goets willen, niet en ware geoffusqueert ende bij anderen in grote calumniën verandert. Meent uEd. dat sij de kennisse die sij daervan hebben, bij haer behoorde te blijven, wat soude uEd. daermede sijn gebaet dat daer alle de werelt spreeckt, sij bij uEd. stilswegen, ende niet wel onderricht wordende, te onbequamer waren om de affgunstyge te confunderen, de gunstyge contentement te doen? Ander oogenmerk hebben sij niet die de consideratiën van andere communiceren. Hare intentiën anders wordende geduyt, sullen wel doen op een ander tijt sulckx te mijden. Wij hebben hier nu confirmatie van graeff MauritsGa naar voetnoot4 van het veroveren van Sint Paul, die de stat seer sterck, de victorie seer groot maeckt. Twee nieuwe forten worden daer gebout, tot besetten van dewelcken nevens de stadt ende ander forten nodych sal sijn vijfthienhondert man. Dan sal naer de calculatie die de directeurs maecken, boven de lasten van het garnisoen, die men reeckent te monteren op 22000 tonnen [sic ] gouts, noch overschieten 44 tonnen. Alsoo sij seggen door tollen ende profijten met handel van slaven te winnen is 66 tonnen gouts jarlijckx, vrij op het ruympste soo ick meen gereeckent, dat is elcke slaeff tot 16 Spaense matten tot nu toe daer ingecocht ende vercocht tot soo hogen prijs als sij ter deser tijt in Brasyl commen te costen, hetwelck een prijs is die de winste van de ingenios absorbeerdt. Bovendien souden sij haer wel connen abuseren indien, gelijck men sal soucken te practizeren, die negotie bij de Spaense op een ander haven worde gediverteert, consequentelijck den tol 28 guldens voor ider hooft gemist. Met het voordeel dat de Spaense scepen op de onse hebben gehadt,Ga naar voetnoot5 hebben sij die avantagie van Tercera, een seer considerabel eylant, te sullen secoureren, alwaer sij naer toe sijn. Sedert sijn de Portugesen bij de onse gevoucht, maer oock daertegens de Spaense versterckt met X scepen, soodat sij meester blijven. Beter opinie van de Portugeese saecken heeft men hier niet als men daer doet, overmits de armoede van de ingesetenen ende het weynych vigeur dat, terwijle de Spaense elders worden gedistraheert, bij den conynck wort getoont. Uyt Engelant sijn met desen ordinaris geen brieven gecommen. In dat rijck sal het sonder confusie niet afflopen. Sijn Hoocheyt geeft niet meer te huwelijck als hondertduysent guldens ende voor douarie sal de princesse hebben de bailluage van Emden, waer een architect met den graeffGa naar voetnoot6 henen is om een schoon huys te doen bouwen. Coigneux,Ga naar voetnoot7 hetwelcke de Franse ministers niet garen sien, blijft noch hier. Nae de Wijmarsse ende Hessische den derthienden deser te Wesel over de brugge sijn gepasseert, hebben wij geen tijdynge als dat sij Ordyngen, een verlaten plaetse, sijn gepasseert. Kempen hebben sij laten liggen ende marcheerden soo men seyt naer Nuyts.Ga naar voetnoot8 Lamboy was | |
voor haer daer al aengecommen, Hatsvelt was voor de hant;Ga naar voetnoot9 sonder grote tegenstant sullen (dae)r geen quartieren vinden. Twee partijen van de Gelder bij haer geattrapeert, hebben sij alle, behalven van elcke troupe één om de bootschap te brengen, dootgeslagen gevende de keyserse die daerbij waren, quartier. SomelsdijckGa naar voetnoot10 naer een seer pinelijcke sieckte, verswerynge van nieren, ulceratiën in de blase, in thien dagen geen water hebbende geloost als door een ϰαϑῆτεϱ, heeft geagoniseert van tusschen den Maendach ende Dynxdach met groten ziek- ende flauten tot des Vrijdachs naer den middach, wanneer hij is overleden. In al sijn sieckte heeft getoont grote patiëntie ende clouckmoedicheyt, seyt den predicant, tot verwonderynge toe. Een ander heeft mij willen doen geloven dat gevraecht sijnde oft hij hem nergens onge(ru)st in vont ende namentlijck van het jaer 1618, geseyt soude hebben dat hij dat hadde gedaen tot voorstant van lant ende kercken, waerop JovinianusGa naar voetnoot11 antwoorde dat dit antwoorde, indien deselve soo hadde gedaen, hem suspect maeckte de bekeerynge daer andere van spraecken. De doot wort bij weynyge beclacht. Desen 20 Januari 1642.
Den major CopusGa naar voetnoot12 van Wesel schrijft aen de Staten-Generael ende den Raet van Staten van den 18 deser dat daer binnen was gecommen een partije van 120 man, die in het Stift van Ceulen hadden ontmoet een lieutenant van Lamboys troupen, die gevlucht quam ende seyde Lamboy was geslagen;Ga naar voetnoot13 drieduysent waren op de plaetse gebleven, negen stucken geschut ende alle de bagagie becommen. Wetende seecker die brieven hier sijn, hebbe ick uEd. den inhout willen mededeelen, hoewel ick die tijdynge selffs niet en gelove, niet apparent Lamboy sonder Hatsvelt yet sal hazarderen ende die lieutenant alleen de vlucht daeruyt niet soude hebben genomen, etc. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck. Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 30 Ian. En in dorso: 20 Ian. 1642 N. Reigersberg. |
|