Bijlage no. 34 Bij no. 5329
Bijvoegsel bij een brief van P. Spiring Silvercrona dd. 19 augustus 1641.Ga naar voetnoot1
Mijnheere,
De keyser begint weder van vertrecken te spreecken, voorgevende langer niet als tot op den 4/14. Octobris te connen verblijven; begeerde dieswegen dat de rijcxstanden sonder vorder uytstel over den punt van contributie tot versterck- ende onderhoudinge der keyserlijcke armee sich resolveren wilden. De voorss. standen, al is 't dat sij tot diversse reysen bij den anderen geweest, connen sich qualijck daerover vereenigen, vreesende dat dit punct affgedaen sijnde, van de anderen als van de amnestie et gravaminum gantsch niet comen, maer t'eenemael steecken blijven werden. Dieswegen de meeste part geeren sage dat voor alle dingen hun met d'een en d'ander wat satisfactie gegeven werde mochte, als in puncto militiae, dat sijn keys. Maj.t geene andere als Duytsche tot generalen over d'armeën soude vermogen aen te nemen. Daertegens den Spaenschen ambassadeurGa naar voetnoot2 sich sterck opposeert als strecke[n]de tot groot nadeel ende despect van de Spaenschen ende Italiaenschen natiën, aen dewelcke dat Roomsche rijck vanwegen hare groote gepresteerde diensten geene cleene obligatie heeft.
Men verseeckert mij van Regensborch van den 6.en deses dat LamboyGa naar voetnoot3 sich sonder ordre van den keyser met den Spaensen geconjungeert ende de malcontente princen verlaeten heeft, waerover dan oock de hartoch van Bullion seer bij den keyser doleert, te meer tewijle hij tot veltmarschalck generael was gedeclareert ende den anderen belast worden hem t'obediëren. Aen 't keyserlijck hoff was men over dit stuck van Lamboy niet wel tevreden, dat men beduchte dat den hertoch van Buillion daerdeur soude occasie nemen sich met den coninck te versoenen, daer men hadde behooren de partye van de voorss. princen met volck ende geldt sooveel eenichsints mogelijck t'assisteren. D'hartoch van LottheringenGa naar voetnoot4 heeft oock eenige van sijne onderdanen, genoemt Housteyn,Ga naar voetnoot5 tot Regensborch bij den keyser gehad om 't gepasseerde met Vranckrijck t'excuseren ende sijn keyserl. Maj.t van alle getrouwe diensten in 't toecomende te verseeckeren ende dat men metten eersten daervan een staelgen in 't opslaen van de Franschen voor Arien sien souden.
De saecke van de Palts blijft ter oorsaecke voor desen gemel(d) opgeschort. De keyser hadde wel mogen lijden dat men de handelinge diesniettegenstaende aengevangen hadde, maer den ambassadeur van DenemarckGa naar voetnoot6 heeft daertoe geensints willen verstaen, hij sij dan tevooren daertoe in forma alderseyts geauthoriseert, 'twel(ck) dan d'ordre die hij van sijnen coninck is verwachtende dependeert.
Den landdach tot Dusseldorp sal eerst op huyden aengaen. Ick vermeene dat men aldaer oock sal spreecken van volck tot defensie van dese landen te werven.
De veltmarschalck HatsveltGa naar voetnoot7 schrijft van den 9.en deses da(t) hij verhoopte binnen 14 dagen binnen Dorsten te logeren, daeruyt schijnt dat hij niet en denckt de belegeringe, gelijck hem van den keyser aenbevolen, te quitteren. Maer dit keyserlijck mandament segt men conditioneel te wesen, als namelijck bij sooverre hij de plaetse noch niet formelijck belegert hadde. Waermede etc.
B.Ga naar voetnoot8
Ceulen, den 4/14. Augusti 1641.