Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5439. 1641 oktober 26. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Mij dunct dat den coning van Denemarcken geluckelijck heeft genegotieertGa naar voetnoot2 ende dat de Hollanders geen andere excusen en hebben van soveel toe te geven dan dat zij in oorlogh zijn ende apparentelijck lang zullen blijven met den coning van Spaignië. De handeling tot vrede gaet wel voort ende heeft den coning daertoe gedeputeert Mazarini, Servien,Ga naar voetnoot3 secrétaire d'estat ende voor desen door Bulion gedesgratieert, ende D'Avaux.Ga naar voetnoot4 Maer al waer het dat Sweden ende - 'twelck meer onzeecker is - Vrancrijck gedisponeert waeren tot rust, zoo meen ick dat den prins van Orangië zal connen gedisponeert werden onder belofte van groot secours het oorlogh te continueren ende zijn interesten daerin vinden ende veele andere met hem. Des conings van Denemarckens intentie nopende Hamburg meene ick te zijn de stadt rondom met schantzen te benauwen ende zich alzoo meester te maecken van de toeganck ende uitganck. Voor d'afval van de Luneburgische princenGa naar voetnoot5 staet te vrezen. Doch de comste van | |
't secours, TorstensonGa naar voetnoot6 ende gelt can veel daerin helpen. De mindering van de prijs van de Oostindische actiën is niet clein. Apparentelijck zal getracht werden de zaecken in Japan te restabiliëren. 26 Oct. 1641. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 16 Oct. 1641 uyt Paris. |