Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5405. 1641 oktober 7. Van P. Spiring Silvercrona.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Tsedert mijnen jongsten aen u Ex.tieGa naar voetnoot2 over de veroveringe van Dorsten ende het quiteren voor Wolffenbuttel is hier weinig gepasseert. Sijne Hoocheit den prince van Orangië laet de twee forten ontrent 't Sas van Gent sooveel mogelijck verveerdigen om sich bij wintertijden, als de rivieren bevrosen sijn, of bij andere occasie daervan te dienen. Hiermede gaet copyeGa naar voetnoot3 van 'tgeene den resident van Vranckrijck, Mons.r de Brasset,Ga naar voetnoot4 in de vergaederinge van de Staaten tot des vredens handeling heeft overgelevert. 'tGeen hij daerin is versoeckende, sal u Ex.tie daeruit connen vernemen. Wat reden Vranckrijck beweegt sulcke propositiën publice te doen, connen alhier de wereltwijse niet wel bevroeden, alsoo daerdoor veele concepten ende goede beraetslagingen teruggeblijven, principaelijck die van Holland door soodanige hoope van vrede sterck dringende tot afschaffung van geltmiddelen ende 'tgeene tot voortsettinge van de oorloge soude mogen van noode wesen. Den voorss. resident heeft ter antwoorde ontfangen dat men sich daerin sal resolveren, naedat men de hoedanigheit van de paspoorten daertoe gehoorighGa naar voetnoot5 sal gesien hebben. Alsoo den keiser geresolveert is van Regensburg weder nae Weenen te vertrecken ende deshalven versoeckt dat de ambassadeurs van Engelant ende DennemarckenGa naar voetnoot6 hem souden volgen, soo dringen deselvige ambassadeurs seer dat men tenminsten een aenvang in de afhandelinge van den Palts te Regensburg soude maacken, 'twelck den keiser geconsenteert hebbende heeft den Deenschen ambassadeur den 23 passato sijne propositie in het churfurstelijcke collegie gedaen ende in veele preliminarische puncten vergeleecken sijnde soude men den 26 dienvolgende de hooftsaacke voor de hand nemen. Het staet te beduchten dat die saacke in de lenge sal gebracht werden, te meer soo de ambassadeur van Engelant ende Dennemarcken het hof nae Weenen volgen, daertoe sij schijnen geresolveert te sijn. De rijcxstanden sijn nogh beesigh om het slot van den rijcxdag te formeren tot desselven publicatie, waervan den inhout ontrent sal wesen:Ga naar voetnoot7
De keyser hadde eene assignatie op de stadt Ulm gegeven van 16000 gulden, waerinne sij sich beswaert vindende ende toonende haer ommogelijckheit, wirdt in plaetse van versachtinge haer opgeleidt 24000 gulden. Den veltmarschalck HatsveltGa naar voetnoot8 werdt van de Spaenschen sterck toegeset om tot dienst van | |||||||
den cardinal-infant sich met sijne armee in Artois te begeven met beloofte van groote recompense, 'twelck hij sonder specialen last van den keiser niet sal dorven aennemen. Hiermede verblijve, mijnheer, u Ex.tie dienstwilliger. | |||||||
Haage, 7 8bris 1641. | |||||||
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 15 Oct. |