Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5252. 1641 juni 29. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, De trefves met Portugael aengegaenGa naar voetnoot2 heeft haer redenen. Ick zal garen weten, hoeveel ende hoe gemonteerde schepen de Vereenigde Nederlanden furneren aen Portugael ende wat lichtinge voor dat rijck in Hollant zijn gedaen. Dat de Portugezen die in dienst van Spaegnië [zijn], veelen zullen overloopen, is wel te geloven, alzoo zij vanwegen de natie ende haere vrunden niet anders als suspect en connen zijn. Ick en zie niet wel, hoe de Portugezen het oorlogh zullen lang connen voeren met haer eigen middelen, bijzonder alzoo men noch niet en weet, wat cours Isole del Principe, de Thomas ende de plaetsen in Oost-Indië zullen nemen. De coopmanschappen van contrebande connen daerin weinigh helpen. Van revolte in Arragon ofte Navarre is niet voor dezen tijd. Dat den coning van Engellant volck laet gaen uit Yerlant nae Spaegnië is wel niet heel buiten reden, maer doet mij geloven ende zal oock den keizer doen geloven dat daer geen inclinatie en is tot het oorlogh, 'twelck dan mijnheer den palsgraefGa naar voetnoot3 in de conferentie zal hinderlijck zijn. 't Is claer te zien dat Schotlant eerst ende nu Engellant gaen af van de oude regieringe nae iet dat meer treckt van de republycque dan Polen, bijzonder zoo 't parlement scheidende, gedeputeerden laet tot volbrenging van haere resolutiën. Ick en gelove niet dat de barons het afzetten van de bischoppen sal goedvinden, maer wel haere macht te corten ende haer te weeren uit het Privé Conseil. 't Slepen van den tijd is goed voor den eertsbisschop,Ga naar voetnoot4 die bij een yder weinigh bemint werdt, uitgenomen bij eenige luiden van letteren, aen dewelcken hij veel goeds heeft gedaen. Mij sal zeer lusten te hooren wat opening HavelspergGa naar voetnoot5 zal doen, als de questie van de titulen zal zijn gepasseert. | |
't Nieuw verbondt tuschen Sweden ende VrancrijckGa naar voetnoot6 hapert noch wat, maer zal niet achterblijven. Sedan ende de princen die daer zijn, zoo de regiering die nu is, duirt, zullen mettertijd in peryckel zijn. Doch den coning van Spaegnië zal dit jaer, al waer het dat zij hem wat costen, geen clein voordeel uit haer trecken. De brieven die ick heb van de achtsten April uit ConstantinopleGa naar voetnoot7 zeiden niet van het aenhouden van de Poolschen gezantGa naar voetnoot8 aldaer. Doch de questie van de passagie om nae Azac te gaen, kan oorzaeck daertoe gegeven hebben. 29 Iunii 1641. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 29 Iunii 1641 uyt Paris. |