Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5155. 1641 april 22. Van P. Spiring Silvercrona.Ga naar voetnoot1Mijnheer, U Excell.en seer waerde ende hoochaengenaemen van den 13 AprilGa naar voetnoot2 is mij den 20en deser seer wel gewoorden; bedancke u Excell.en ten alderhoogsten voor de goede continueerende comunicatie. Hier is zedert mijnen lestenGa naar voetnoot3 weynich schrijvenswaerdich voorgevallen. Alleen sal ick hiermede seggen dat een abus bij den translator in het derde point van des ambassadeurs van PortugaelsGa naar voetnoot4 propositie is geweest, want denselven in 'tselve point nu 10 groote ende 10 gemeene oorlochscheepen is versoeckende ende daerbij gevoecht een vierde point om te tracteeren een alliantie over de vrije commercie, daer zij nu daegelijcx in besoignes over zijn. Uyt Duytsland hebbe ick van zijn Ex.en Bannier schrijven van den 2 April uyt Zwickau, die mij voor het eerst het verlies van SlanghGa naar voetnoot5 adviseert ende daernaer de geluckige aencompste tot Zwickau met de geheele armee, soo infanterie, cavallerie ende d'artillerie, sonder daervan met zijn weeten in dese spoedige retraicte een man, ruyter, geschut ofte loodte cogel verlooren te hebben, 't Is waer dat hij bekent de heele saeck aen eenen zijden draet gehangen heeft, maer heeft de schuld aen de separatie der Wijmarsche,Ga naar voetnoot6 diewelcke gansch sonder zijnen raedt geschiet is, toegeschreven. Hij schrijft oock dat hij tot Zwickau met de Wijmarsche nu sich wederom geconjungeert heeft ende was zijne meeninge ten eersten weder soecken in actie te co- | |
men met de keysersche om zijne revengie, daertoe den Alderhoogsten geluck, heyl ende zeegen geeven wilde, te soecken, in wiens protectie ick u Ex.en met desselfs familie getrouwlijck ben beveelende ende verblijve, u Excell.en dienst- ende vruntwilligen. | |
Haagh, den 22 April A. 1641. | |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 1 Maii. |