Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4657. 1640 mei 19. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, De schippers hebben geen groot ongelijck gehadt, maer is apparent, dat sulcx meer naegespeelt sal werden ende sullen daerom de Heeren Staten wat meer moeten passen op de betaelingGa naar voetnoot2. Alle de apparentie, die uE. schrijft, loopt op Vlaenderen ende apparentelijck is de contenancie alhier van Charlemont te belegeren alleen aengestelt geweest om den vijant te amuseren. Den cardinael is seer melancholycq geweest, apparentelijck omdat het desseing op Vlaenderen van de zijde van Hollant niet haest genoech en succedeerde. Mijne opinie is noch, dat de saecken van Denemarcken sullen werden geaccommodeert ende dat van 't verbont met Swede niet sonderling en sal vallen, omdat de insichten seer divers sijn, de Sweden lettende op 't gemeene interest van Europa, die van Hollant op haer eigen, Ick en gelove oock niet, dat Denemarcken sich diep met Spaegnië sal engageren. Maer dit sijn bitebauwen aen beide zijde. | |
Van den brief van de Schotten aen den coninck van EngellantGa naar voetnoot3 heeft mijnheer den ambassadeur, den grave van LicesterGa naar voetnoot4, mij de gelegentheit verhaelt. Bij autoriteit van den coning van Engellant is een boeckGa naar voetnoot5 verbrant, waerbij gepretendeert wierd te toonen, dat men wel can parlement houden sonder bisschoppen. Wij moeten sien, wat daer voort sal volgen, ende 't seil vougen nae de wint. De victorie van mijnheer d'HarcourtGa naar voetnoot6, die hier eerst was gecomen met onseckerheit ende oversulcx wat twijffel ende vrese causeerde, is nu door sijne ende veeler anderer brieven overgecomen met grooten aenwas, alsoo de Fransoisen, die voor desen in Italië niet en sijn geacht geweest, dan vanwegen de hitte van den eersten aenval, tot drie ofte vier maelen toe sijnde teruggegedreven met een admirable stantvasticheit gestaedigh hebben weder aengehouden, 't leger geforceert, den vijant verslagen ende verdreven, veele gevangenen, veel beuits becomen. Soo nu in tijds verstercking werdt gesonden, soo meent den grave van Harcourt sijne fortuine op Turin te besoecken. Dese slagh bij de Spaenschen, die door heel Italië seer hoogh spraecken, onverwacht, sal veel volcx derrewaert trecken, als vooreerst de lichting in Tirol, daernae oock dieghenen, die bij Baionne haer hebben getoont. Den paus blijft hartneckigh, soo tegen Spaignië als tegen Vrancrijck. Den Franschen ambassadeur te RomeGa naar voetnoot7 wacht ordre van hier, oft hij daer sal blijven oft t'huis comen. Den coninck van Spaignië recommandeert seer Francisco PerretGa naar voetnoot8, een uit het rijck van Napels, tot het cardinaelschap ende, soo veele meenen, soeckt niet als warre met den paus om te vrijer te sijn in sijne rijcken. De princen van Italië sullen nae Vrancrijck meer beginnen om te sien als voor dese. Den coninc roept sijn volck weder van Charlemont. 't Schijnt, dat het recht voornemen daer niet en was, maer alleen aengelegt om een deel van de macht van de vijanden af te trecken van de quartieren, op dewelcke den prins van Orangië sijn desseing hadde, dewelcken nu door wint ende andere inconveniënten sijn verachtert, doch deselve beletselen cesserende nu, soo men hoopt, sullen voorgaen, waerop Vrancrijck sal passen ende nae het succes haere aenslagen aenleggen. De advysen van Duitschlant comen daer beter ende seeckerder als hier, alwaer wij verstaen de keiser soect te spreecken met den hertogh van BeierenGa naar voetnoot9, om alle ombrage wech te nemen; dat RosaGa naar voetnoot10 wedergecomen is van Fulde; het meeste deel van de Wimarschen haer onderhouden bij Fridberg; dat het Beyersche volck ende ConigsmarckGa naar voetnoot11 daertegen sijn in Franckenlant; dat PiccolominiGa naar voetnoot12 ses regimenten leent aen den cardinael-infant; dat LamboiGa naar voetnoot13 met tweeduisent paerden, drieduisent te voet comt nae de frontieren van Lutzenburg. Een chiaux van ConstantinoplenGa naar voetnoot14 is gesonden nae Weenen, van Weenen een ambassadeurGa naar voetnoot15 nae Constantinople; dit alles ende meer andere teickenen doen ons geloven, dat den nieuwen Grooten HeerGa naar voetnoot16 of wat rusten wil om sichselve vast te stellen, off sij hij | |
sich wil reppen en (?) Polen, seer onderlinge verdeelt sijnde ende peryckel lopende soo van de Tartaren als van veele afvallige Cosacken, als Oostenrijck off Hongaren sal aentasten. Met de saecke van mijnheer den churfürstGa naar voetnoot17 ben ick ten hoochste becommert. Sijne Doorluchticheit, naedat den coninck ende 't hoff wech is, werdt het hier moede, verwacht eenige antwoordt uit Engellant; soo oock doet den graef van Licester. Ick mercke, dat de Schotsche onlusten noch niet en sijn ten einde ende in Engellant sijn oock luiden, die de bisschoppen geen goed en gunnen, bijeen, van dewelcken een boeck gemaect sijnde, 'twelck sustineerde, dat men wel parlement conde houden sonder bisschoppen, is daerover hetselve boeck bij 's conincx ordre verbrantGa naar voetnoot18. In 't cort geseit, daer is veel verwart garen. Ick verwacht op veele saecken ordre van Swede, waernae ick mij sal reguleren. Den 19 Mey 1640.
Den Spaignaerd heeft volck ende amonitie gebracht in Charlemont. Evenwel maecken de Fransoise myne van 'tselve weder te willen belegeren. Hebben veel canon ende amonitie gebracht in Hesdin ende Dorlans. Den marescal de ChastillonGa naar voetnoot19 hout sich bij Abbeville. 's Vijands volck onder CantelmoGa naar voetnoot20 toont sich tusschen Camerick ende Arras. 't Fransche regiment genaemt van Picardie, de Mase gepasseert sijnde, heeft schade geleden. De Fransoisen hebben in 't land van Namen eenige cleine stedekens gebrant. Men gelooft hier dat den graef van Harcourten drie forten ende het fauxbourgh op de Po voor Turin heeft ingenomen. Mevrouw van SavoieGa naar voetnoot21 loopt peryckel van haer gesicht te verliesen. Den coning heeft eenige medicijnen nae haer gesonden. | |
Adres (boven aan de brief): Mijnheer mijnheer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso schreef van Reigersberch: Den 18 (!) meij 1640. |
|