Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4554. 1640 maart 10. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Uit uE. brief van den 27Ga naar voetnoot2 merck, dat de vorst soowel het bestellen van onse brieven als de publycque deliberatiën belet. Ick hoope deselve nu sal cesseren ende mijn huisvrouwGa naar voetnoot3 oversulcx de passagie vrij hebben nae Hollant. De vermeerdering van de interesten is goed; de vermeerdering van opgenomen capitalen gevaerlijck, gelijck uE. wel oordeelt. Die hier de saecken doenGa naar voetnoot4 van de landgravinneGa naar voetnoot5 meenen mede, dat alles met Vrancrijck wel sal gaen, 'twelck Swede garen aensien sal blijvende ondertusschen selve vrij om te resolveren nae gelegentheit. Dat UffoGa naar voetnoot6 re infecta sal wedercomen, heb ick oock hier verstaen ende heeft apparentie. 't Advys bij den ambassadeur van Venetië uit MadrilGa naar voetnoot7 gegeven can goedt ende quaed doen nae dat het werdt gemenageert. Hadden d' Engelschen met de Schotten niet te doen, men soude mogen vresen, dat sij haer souden mogen vougen met onse vijanden. Maer de saecken en staen nu daer niet nae. 't Overbrengen van 't volck uit Duinkercken nae Spaignië met soo groote peryckel ende costen toont, dat zij daer menschevleisch van doen hebben. Wij hooren hier, waervan men nu in Hollant meerder seeckerheit sal hebben, dat OquendoGa naar voetnoot8 uitgeloopen uit Duinkercken 14 schepen heeft genomen, comende van S.t Malo, de Duinkerckers oock eenige mede vant daer comende, waeronder oock een oorloghschip. In Italië is niet alleen apparentie van een achtjaerigh bestant, maer, soo ick hoore, de saecke genoech in poincte van geconcludeert te werden soo door het aenhouden van den paus als van andere princ(en) van Italië, waervan een groot teycken is, dat de ordren, die hier genomen waeren met de oversten om volck in Italië te brengen, sijn teniet gedaen ende de vloot opgehouden. 't Schijnt, dat men aldaer in Italië nutertijdt meer vreest de factiën, die Vrancrijck ende Spaignië daer connen inbrengen tot groot peryckel van Italië als wel de macht van den TurckGa naar voetnoot9, doordien men de opinie aldaer heeft, dat de wapening ter zee vanwegen den Grooten Heer soo groot niet en is als men heeft geseit ende, soo van die zijde iet sal geschieden, dat sulcx apparenter is te vallen van de zijde van Polen als van Italië. Den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot10 is sieckelijck, verwacht acht regimenten van hier tot | |
renfort, is door het ijs belet geweest sijn geschut uit Crucenach te nemen. De Wymarschen werden sterck van ruiterie, doordien nu wijt loopen ende middel hebben om haerselve wel te onderhouden. GleenGa naar voetnoot11 heeft ontrent vijfhondert te paerd, vijftienhondert te voet bij de keisersche gelaeten om Thüringe te zuiveren van hetgunt ConingsmarckGa naar voetnoot12 had ingenomen, alsoo Misne bij de Sweden vanselfs is verlaeten om beter saecken op andere plaetsen uit te rechten. De Spaignaerden, soo wij hier verstaenGa naar voetnoot13, hebben genomen ende bezet Anvin, S.t Martin ende een fort bij Hesdin, toonen haer nu bij Quesnoi, oock aen de MoselGa naar voetnoot14. 's Conincx volck gaet niet in 't veld voor 't laetste van April. Die te Noremberg sijn vergadert hebben de landgravin ende den vorst van LünemburgGa naar voetnoot15 versocht de haere te willen te senden om tegader de middelen te beraemen tot eene gemeene vrede. De Beyerschen aldaer laeten verluiden, dat sij door de goede hulp van Vrancrijck, soo de paix gemaect werdt, hoopen, dat haeren fürstGa naar voetnoot16 soowel het churfürstendom als den Opperpals sal behouden. Soo Engellant sulcx goedvind, ick sal 't aensien. Ondertuschen comt het mijnheer den palsgraefGa naar voetnoot17 seer quaelijck dat sijne Doorluchticheit blijft opgesloten in een tijdt als men te Noremberg handelt van de saecken van de princen van Duitschlant, waeronder de sijne niet van de minste is. Wij hooren in Engellant de brieven sijn gesonden tot beroeping van het parlement en dat de Schotsche gedeputeerdeGa naar voetnoot18 requeste hebben gepresenteert aen den coning, maer met weinigh apparentie van contentement; dat den coning vijfduisent te paerd, eenendetwintichduisent te voet bij den anderen heeft en dat alle de oude dispuiten met Hollant werden opgehaalt; dat den ambassadeur van Spaegnië VeladaGa naar voetnoot19 daer comt met meerder luister als iemant voor dese, met presentatie van huwelijckGa naar voetnoot20 ende alliantie. Waerop dit alles wil uitloopen, sal den tijd leeren. Den hertogh van LothringenGa naar voetnoot21 heeft ontrent drieduisent paerden bij den ander, neemt eenigh volck aan niet verre van Metz ende Verdun. Den cardinael-infant heeft hem Sancey wedergegeven bij PiccolominiGa naar voetnoot22 voor dese becomen op de Fransoisen. Denselven hertog doet te Rome ernstelijcke instantie om van sijn vrouwGa naar voetnoot23 ontslagen te sijn, dewelcke bij een openbaer schrift daertegen heeft geprotesteert. Den hertogh weder een schrift daertegen hebbende noemt haer sijne lieve nichte, voor wiens dienst hij wil sterven, ende dat, naedat hij sooveel jaeren als getroude man bij haer heeft geslapen. Den paus heeft hem belast eerst sich volcomentlijck, niet alleen bij schijn af te sonderen van madame de | |
CantecroyGa naar voetnoot24 ende de saeck wel te bedencken, eer hij verder gaet; soo hij persisteert, dat hij, te weten den paus, hem sal rechters doen hebben ontrent de plaetsen van sijne residentie ende mevrouw van Lorraine, die daerbij 't hoogste interest heeft, daerop hooren. Prins CasimirGa naar voetnoot25 heeft bij den coninc gegeten met gedeckte hoofde sittende wat lager als daer den conincxbroeder, den hertogh van OrleansGa naar voetnoot26, is gewent te zitten. Denselve prins Casimir heeft de eerste visyte gegeven aen den cardinael, dewelcke de hooger hant heeft genomen. Den 10 Martii 1640. | |
Adres boven aan de brief: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, vijt Paris den 10 Martij 1640. |
|