Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4076. 1639 april 18. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijnheer, Een reyse van vijff dagen in het Noorderquartier, daervan ick eerst thuys ben gecomen, stelt mij in gebreecke om uEd. liberale communicatie liberalijck te erkennen, hope deselve in soo grooten abunda[n]tie daerom niet te schaerser werden sal. De deductie van de Staten-Generael meent men bij den heer griffier MuschGa naar voetnoot5 is geagenceert, de materie van verscheyden, yder naer de kennisse, die hij hadde, sijnde geamasseert ofte daerbij gebracht. Wien de penne tot Amsterdam heeft gevoert, sal ick nader horen, apparent den heer pensionaris BoreelGa naar voetnoot6. Van NeeffGa naar voetnoot7 veel te wachten waer hem seer abuseren, maer 't is beter hem goede als quade opinie te geven, alsoo de dyngen van de werelt soo lopen, dat nergens staet op is te maecken ende men qualijck kan voorsien, wat dienstych is. Naer de doot van PloosGa naar voetnoot8 openbaert hem, hoeveel ontsachs, hoe weynych | |
gunste hij onder de sijne heeft gehadt, werdende niet alleen bij de Staten van Utrecht de hoge heerlickheyt van Iutfaes als niet wettelijck op hem geconfereert gedisputeert maer oock bij die van Amstel ende de edele gedesadvoueert, die in alle quartieren, steden ende plecken wt de registers hebben doen royeren de titelen ende qualiteyten, die hij in alle opdrachten ende publycke acten liberalijck bij alle occasiën hadde doen insereren. Soo verandert de gunste met de autoriteyt; een spiegel voor andere, die het publyck uyt intsicht van haer particulier te seer vergeten. Pasquillen, seyt men, werden op den doden gemaeckt, mogelijck bij degene, die hem bij occasie van het affsterven van sijn soonGa naar voetnoot1 hooch hadden geroemt tot walgens toe. Den heer advocaet opposeert hem om niet ontfangen te connen werden in den hemel ende SlatiusGa naar voetnoot2 waer niet garen met hem in de helle. [In] sulcken eeuwe leven wij. De Staten van Hollant sijn gescheyden op reces om acht dagen naer Paessen wederom bij den anderen te sijn, sonder dat yet bijsonders bij haer is uytgerecht, connende de steden den anderen op de in te willigen middelen niet verstaen ende het Noorderquartier niet consenteren in het lichten van twee millioenen. Een ruineux middel voor desen staet ende qualijck te mijden, soo lange de lasten soo verde het incommen te boven gaen, die qualijck sijn te minderen. Op de advysen, die hier sijn, dat de Dunckerckse scepen in Spaingie seylreet liggen met volck ende gelt, sijn aen alle admiraliteyten gedeputeerde gesonden om sonder uytstel geëquipeerde, gehuyrde off geleende scepen tot 50 in getale met die alrede daer sijn in zee te helpen. Van Oosten ofte Westen hebben wij geen tijdyngen. De gevangen schippers werden buytenaff schuldych geoordeeltGa naar voetnoot3 ende is haere saecke door achterhaelde brieven in Spaense scepen beswaert. Denemarcken continueert sijn voornemen van de verhoochden tol ende blijven de scepen liggen in de Sont sonder te betalen. Men meent eerstdaechs een ambassade derrewaerts gaetGa naar voetnoot4 ende, naer de meeste inclinatiën lopen, oock naer Polen. De ambassade naer Denemarcken is gearresteert, de ambassadeurs noch niet genomineert. De redenen waermede des conynckx van DenemarckensGa naar voetnoot5 pretens recht kan werden gedestrueert ende die van Dansyckx toelage geiustificeert off gedebatteert, wilde ick wel wt uEd. verstaen. Monsieur d'AmantotGa naar voetnoot6, die hier is ende verwant van monsieur de ChavignyGa naar voetnoot7, gelooven eenyge dat ambassadeur in de plaetse van monsieur d'EstampesGa naar voetnoot8 sal blijven. Van den heer NobelGa naar voetnoot9 hadde ick gemeent te hooren, wat tot Rotterdam verleden maendach is gepasseert, dan soo datelyck t'sijnen huyse hebbende gesonden | |
wert mij geantwoort nu tot Rotterdam is; mogelyck, dat de saecke van nieuws tot op huyden sal wesen uytgestelt, waervan ten naesten het recht bescheyt. AelianusGa naar voetnoot1 kan ick nu niet spreecken; soo t'avont, als hij thuys comt, yet, dat waerdych is geweten, vernemen, sal het met een post date hier bij vougen. NumerianusGa naar voetnoot2, die wel van de difficylste is in SophiGa naar voetnoot3 begeren, heb ick voor mijn vertreck dat werk ernstych gerecommandeert ende sal, hope ick, dit reces goet doen, maer dat sal noch al wat aenlopen. Voor het pasport sorge ick niet, voordat ick weet, dat uEd. een van Brussel heeft becommen. Wt Schotlant hore wij niet, dat tot vrede streckt; naer het veroveren van Edenburch wert Aberdeen aengetast. Den conynckGa naar voetnoot4 is den sevenden naer Iorck vertrocken. Dat de keyserGa naar voetnoot5 volck wt Polen sal crijgen, gelooft men hier niet, ende een edelman, die uyt dat rijck comt, seyt mij, het is buyten apparentie immers, dat den conynck, die t'eenemael van gelt is onversien, secours sende. Desen 18 April 1639. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, Raedt ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: 18 Aprilis 1639 N. Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. 27 Apr. |
|