Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3921. 1639 januari 3. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mijnheer, Ick sal in het corte tot beantwoordynge van uEd. brieff van den 25 decemb.Ga naar voetnoot3 premitteren, dat de heer VersijdeGa naar voetnoot4 gecregen heeft de nominatie door beleyt van de burgemeesters HartochsveltGa naar voetnoot5 ende CouwenhoveGa naar voetnoot6, die de minste in getale sijnde twee stemmen tot haer hebben getrocken ende daer men het minst van verwachte, te weten den ontfanger van IJckGa naar voetnoot7, gewesen swager van den griffier MuschGa naar voetnoot8, ende eenen CrijgerGa naar voetnoot9, sijn cousin germain. Het aes, daermede den ontfanger is gevangen, die Crijger met hem heeft gesleept, is geweest de plaetse van een bewinthebbersschap in de Oostindische Compangie voor sijn swager, den sone van den burgemeester van der MeydenGa naar voetnoot10, ende daerenboven de nominatie tot vroetschap. Waerbij commende, dat Hartochsvelt opinie hebbende sijnen penynck minder als voor desen te hove gangbaer was, alsoo daer is gedefereert als genegen sijnde wederom te resusciteren het recht bij uEd. uyt de vroetschap vercregen, soo is daerop geleth, dat de resolutie van onder kerckelijcke te blijven te buyten is gegaen | |
ende drie persoonen voorgestelt, in welcker keure niet mis en was te tasten. De twee andere beneffens Verzijden sijn geweest PrinsGa naar voetnoot1 ende eenen ArckenboutGa naar voetnoot2, naer verwant van Couwenhove. De naeste reyse, want twee plaetsen sijn noch vacant ende het bespreck hielt, dat de swager van den ontfanger van IJck eerst in de tweede nominatie soude werden gebracht, sullen neffens den jongen VermeydenGa naar voetnoot3 de twee voorgaende werden gestelt ende de derde mael luyden van gelijcke humeur, soo geen verseth, hetgene ick niet kan voorsien, tusschen beyden comt. Tot de saeck van Dansick is men hier wel genegen. Het senden van een ambassade naer den rijxdach van Polen, soo wanneer die sal worden gehouden, is geresolveert, doch de personen daertoe noch niet genomineert. Den persoon, daer uEd. te avantagieux van oordeeltGa naar voetnoot4, meen ick niet, dat in consideratie commen sal, alsoo alles hier met particuliere insichten wert beleyt ende sijne genegentheyt nochte gelegentheyt voor desen tijt daertoe niet souden strecken sijnde oock iegenwoordych in een commissie, die noch ettelijcke maenden sal duyren, om te beslissen alle de differenten, die wel veertych in getale sijn, tusschen de stat van Groenyngen ende de Ommelanden. Monsieur PelsGa naar voetnoot5 doet die van Dansick met desen staet wel te onderrechten goeden dienst; dieselve is met den heer SpierynckGa naar voetnoot6 nu teenemael wel ende in Sweden niet qualijck. De leste brieven van den heer JoachimiGa naar voetnoot7 sijn vol teyckenen van groote vreese den oorloge tusschen Engelant ende Schotlant is geschapen aen te gaen. Den marquis HamiltonGa naar voetnoot8 hadde de vergaderynge in Schotlant à son détrompe belast te scheyden, op peine dat sij als criminels de lèse-majesté souden werden gehouden, waertegens wederom een notificatie à son détrompe bij de vergaderynge is gedaen te kennen gevende niet van meenynge te sijn haer te separeren. Andere hebben advysen, dat de officieren tot een armée bij den conynckGa naar voetnoot9 sijn geformeert, den graeff van ArondelGa naar voetnoot10 als generael, den marquis Hamilton als major-general daerover sijnde gestelt; al quade preparaten om yet voer den Pals te connen ofte willen doen. Om te beletten PicolominiGa naar voetnoot11 met sijn volck in het lant van Cleeff dicht op dese frontieren niet soude logeren, heeft den generael StaeckenbrouckGa naar voetnoot12 met alle de ruyterie daer quartier genomen. Den conynck van DenemarckenGa naar voetnoot13, aenhoudende om de handelynge tot Hamburch tusschen de Franse, Sweetse ende keyserse sonder interventie van dese provintiën te entameren, daer bij de geallieerde weygerynge op is gevallen, sal door | |
CracouGa naar voetnoot1 werden versocht de behoorelijcke procuratie voer desen staet te willen procureren. Dat het veroveren van Brissac de bevoorderynge van tractaet sal helpen, kan ick om veel redenen mij niet laten vorenstaen, tensij Vranckerijck sijn onvermogen kenne om de conquesten, die voor haer met soo veel avantagie sijn te doen, met het oorloge te consequeren ende mainteneren. Bijaldien den vrede, die den TurkGa naar voetnoot2 heeft met den PersiaenGa naar voetnoot3, den keyserGa naar voetnoot4 conde werck veroorsaecken, dat soude de engageerde prinsen, die het spel moede werden, subleveren. Naer men mij seyt souckt men den vorst van SevenborgenGa naar voetnoot5 te engageren ende is hier iegenwoordych eenen BijsterveltGa naar voetnoot6 doende ouverture, daer den ambassadeur van VranckerijckGa naar voetnoot7 hem oock mede soude mengen, van een huwelijck voor den soon van dien prinse aen de princesse palatineGa naar voetnoot8, met hope van de croone van Hungarië voor hem te conquesteren; op wat fondament, moeten die weten, die haer [hierme]de bemoyen. Dat weet ick, dat de conqueste van een n(ieuwen stengel) van desen staet door een misdracht van mevrouw (de) princesseGa naar voetnoot9 is vervallen. Off nu met straffe van degene, die met HoutebeenGa naar voetnoot10 sijnde qualijck haer devoir hebben gedaen, degene, die hiernaer in gelijcke exploitten werden geëmployeert, tot beter sullen werden geanimeert, moet den tijt leeren. Off die de scepen commandeerden sijn in den Hage gebracht: de iudicatuyre, die men noch niet en weet oft aen de Raet van Staten off een nieuwen crijchsraet ter zee - want de admiraliteyten begeert men niet - sal werden gebracht, moeten wij verwachten. Dat is nu hetgene het publyck raeckt, resteert nu hetgene mij den heer Spierynck, die ick desen morgen ter begeerte van mijn susterGa naar voetnoot11 hebbe gesproocken, mij heeft verhaelt, te weten, dat den ambassadeur van HollantGa naar voetnoot12 aen sijne confident in desen staetGa naar voetnoot13 heeft geclaecht, dat den ambassadeur van Sweden in | |
VranckerijckGa naar voetnoot1 difficulteert te defererenGa naar voetnoot2 aen den ambassadeur van dese provintiën, hetgene die van VenetiëGa naar voetnoot3 hem altijt heeft geconfereert, den tytel van Exc.tie, ende bij die occasie weygert de visite wederom te geven, waeroverGa naar voetnoot4 schijnt vanwegen de generaliteyt clachten souden vallen aen de ministers van de croone van Sweden. Doch hetselve den heer Spierynck voorgecomen sijnde heeft begeert, soo seyde sijn Gestreng. mij, dat men daer soo haest niet mochte voorgaen, ofte dat sij haer aenGa naar voetnoot5 sijne Gestreng. souden willen addresseren wt consideratie dat sij gelijck eenyge noch niet al te wel sijnde geaffectionneert wat van de oudenGa naar voetnoot6 zuyrdeesem daeronder souden mengen bij diegenen die meer smaeck daerin hebben. Daerop hebbe ick naer bedanckynge niet anders konnen antwoorden, alsdat naer openynge, die mij lange voor desen van die saecke was gedaen, de saecke soo verde versch .. dat de affscheydynge haer oorspronck hadde, overmits de Sweetse croone hetgene wert gesustineert haer toe te commen niet en was gedefereert mij beroepende op hetgene door mijn suster aen de heer VosbergeGa naar voetnoot7 daerover was verclaert ende door mij aen den ambassadeur selve geseyt ten tijde hij noch in Hollant was. Doch dien goeden heer, die wel acquiesceerde ende goet contentement nam in hetgene ick hem hadde doen verstaen, was evenwel begeerych dat uEd. hem off mij off beyde de ware gelegenheyt van de saecke bekent soude maecken, meende mede dienstych was, dat ick gelijcke occurrentie dede als die van SmalziusGa naar voetnoot8, daer wij oock alsdoen in ge .... tijdelijck aen den heer rijxcancelierGa naar voetnoot9 openynge behoorde te doen, immers soo uEd. daeraen difficulteerde sijne Gestreng. alles bekent te maecken, opdat alle quade impressie door den een off den anderen mochten werden geprevenieert. De replycken daerop gevallen souden lank sijn et nihil refert. De conclusie moet daertoe dienen, dat uEd. gelieve den eenen oft den anderen ofte ons beyde met den eersten wel te informeren, gelijck ick bidde, dat uEd. in andere materiën mede gelieve te doen sonder scrupule van het pampier soo cleyn te nemen, want de brieven onder dat couverte soo liberael als uEd. gelieft wel mogen gaen. Dit schrijve ick met haest, uEd. wensche dit lopende iaer alle voorspoet ende heyl. Desen 3 Ian. 1639. Soo yet manqueert, bidde uEd. het excusere, want tot herlezen wert mij geen tijt gegeven. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, Raedt ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijckste Coninck. In dorso schreef Grotius: N. Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. 13 Ian. |
|