Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4092. 1639 april 30. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mevrouw de Hartoginne van ChaulnesGa naar voetnoot2, dezer dagen komende van St. Denys naar Parys, zyn haar bejegent zes personen gewapent en gemasquert en hebben door het portier, en daar na door het opperste van de koets geschoten, om de koets te doen stil houden: dezelve stil staande zeiden de vrouwen, die by haar waren, dat zy haar paerlen zouden geven om het gevaar te ontgaan. Zy zeide, dat zy wel wist dat het om de paerlen niet te doen was, maar om haar persoon. Ten zelven tijde een van de vermomden, hebbende een vlessche met eenig sterk water in de hand, brak den hals der vlessche, en schoot het water naar der Hartoginnes aanzicht, 't welk zy afkeerde met haar hand, dewelke als haar aangezicht zeer qualyk is gehandelt. Myn Heer de KardinaalGa naar voetnoot3, - die sommigen zeggen dat op haar verlieft is geweest - heeft haar doen weten, dat zoo zy weet wie de oorzaak is, dat hy streng recht wil laten doen. Zy zeid geen recht te begeren. |