Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4093. 1639 mei 2. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijnheer, Ick wensche dickwels, dat men uyt Vranckerijck die van Rotterdam int Engels conde aenspreecken. Dat niet sijnde resteert mine te maecken off sij wonder hadden te vreesen; sonder dat wachte ick weynych redenen van het meerendeel. Indien soo langen vervolch, gelijck ick mercke men alle delayen fileert, niet en opereert, is, gelijck uEd. seer wel vermaent, seer bedeinckelijck, off beter is een goede occasie te wachten off door rechtplegynge het verlies van tijt te vercorten, in welcke deliberatie meest in consideratie comt de opinie, die men heeft van degene, die kennisse van de saecke soude moeten nemen, daer ick niet te veel van en kan hopenGa naar voetnoot5. 't Is veel de boone ons dit jaer favorabel is geweest, met de nieuwe moet men een nieuwe preuve nemenGa naar voetnoot6. Dat den heer SpierynckGa naar voetnoot7 met Monsieur HeufdGa naar voetnoot8 den anderen verstaen doet | |
mijn den heer Spierynck gelooven, die alleene wacht op de ratificatie van de croone Sweden, aen dewelcke de reeckenynge al 14 dagen geleden is toegesonden, ende kan daerop binnen vijff, ses weecken uyterlijck, mogelijck eer, antwoorde werden gecregen. Wat in het subsidie sal passeren, sal ick niet versuymen uEd. te adviseren, soo opdat uEd. den tijt mach menageren als aen het andere vinden hetgene aen het eene te cort sal commen. Dat voor het toecommende serieuselijck moet werden gesorcht, bemercke ick meer ende meer, ende wenst den heer ValeriusGa naar voetnoot1 niet meer als sijne demissie ende achterstallen op eenen tijt te mogen ontfangen. De veranderynge van woonplaetse seyt maer voor desen somer te doen, met meenynge om tegens den winter hier off hierontrent te commen, ondertusschen de affairen, die sijn Ed. oordeelt geduyrende het leger cleyn connen vallen, waer te nemen. NumerianusGa naar voetnoot2 sage ick garen met SwedenGa naar voetnoot3 wel, maer UrbanusGa naar voetnoot4 is van GertGa naar voetnoot5 affkeerych, die inderdaet seer apprentif is in dat ambacht ende beter heeft leeren dreygen als schoon spreecken. Habet tamen dea πειϑὼ suam efficaciam. Op de saecken van de zee heeft men seer goeden moet. Donderdach voorleden is den admiraelGa naar voetnoot6 met elff scepen uytgelopen, sal ses andere uyt Zeelant, noch drie, vier uyt Hollant onder Engelant vinden. Veele werden noch toegerust, die haer rendevous weten. Uyt Brasiliën hebben wij brieven van den 13 Iann. geschreven bij graeff MauritsGa naar voetnoot7 ende diverse andere, seggen niet als goet: dat den 11 van deselve maent 32 Spaense scepen, meest caravellen, daeronder 8 ende 9 groote, voor het Recyff van Parnambouck haer hadden vertoont settende haren cours St. Augustijn; dat graeff Maurits selffs met volck derrewaerts was gegaen ende om te letten op Porto Calvo, maer waren de Spaense die plaetsen voorbij gevaren, soodat haer reyse nu lach naer de Bahia, waer sij een goet getal van de scepen van de Compangie voor sullen vinden, die oock datelijck daervan sijn gearriveert. Voorts was een goet getal Brasilianen van Siara haren dienst aen de Compangie comen presenteren, die deselffde op de advenues gebruyckte, ende wiert nu staet gemaeckt, dat de recolte van de suyckeren onverhindert dit iaer soude toegaen, alsoo de saffia vorhanden was ende gaven hope van int begin van Maert twintych duysent kisten aff te senden. De onse hadden ontrent de Bahia verscheyde ingenios geruïneert, soodat de Compangie met het secours van ArtisoskiGa naar voetnoot8 in Indiën hier met soo een | |
retour, dat voor de Compangie over de 25 tonnen gouts sal monteren, sijnde gesterckt, middel hoopt te vinden om soowel de macht naer de Bahia van de Spaense gesonden als die sij uyt Portugael van nieuws meenen te senden met Godes segen te connen resisteren. Dat Dansick met meerder vrucht in Polen soude handelen, gesterckt met de Nederlantse ende Deense alliantie, kan ick mede wel verstaen, maer wat apparentie soo verscheyde hooffden, soo veel van voornemen verschillende, te brengen onder eenen caproen? Ende voor desen Staet mach in desen tijt geen nieuw werck werden gesneden, anders soude mogelijck Hamburch, Lubeeck, die haer seer vinden geïnteresseert, wel mede in dat verbont treden. Van Denemarcken is weynych goets te hopen, die onder pretext van den Poolsen tol de sijnen beswaert ende de croone Sweden niet en laet buyten diffidentie, soo met sterck ter zee ende te lande te wapenen oock sijne frontieren tegens Sweden met garnisoen versiende. Doch sullen de geluckyge wapenen van den heer BannierGa naar voetnoot1, daervan uEd. de particulariteyten van den heer CamerariusGa naar voetnoot2 sal verstaen, sijn voornemen licht doen veranderen ende het dominium maris discretelijcker doen gebruycken, daermede hij seer lange swanger heeft gegaen ende nu schijnt voort te willen planten hebbende mede twee scepen geleyt voor de Weser om soowel op die riviere als op de Elve ende elders de tollen te stellen naer sijnen appetijt. Dese weecke sullen met de bijeencomste van de vergaderynge van HollantGa naar voetnoot3 ambassadeurs om de alreede geresolveerde ambassade te becleeden werden genomineert, ende vallen deliberatiën, off eerst aen Denemarcken ofte aen Polen, dewijle den conynck van DenemarckenGa naar voetnoot4 de Poolse saecken pretexeert, sullen dienen gesonden ofte aen beyde tegelijcke. Ondertusschen blijven de salpeteren in den Zont, tot incommoditeyt van degene die se van doen sullen hebben. Wt Engelant vernemen wij mede, dat de ialousiën tegens de Fransoisen seer groot sijn ende considereert uEd. seer wel, hoeveel gevaers de uytcomste van die alteratie heeft, soowel voor het rijck als voor de nabuyren, indien door gewelt van wapenen de ruste moet werden gevonden. Ende hoe den conynckGa naar voetnoot5 behoudens sijn autoriteyt met conditiën dat different sal transigeren is qualijck te sien, dewijle alle inlantsche ende wtheemsche intercessie suspect wesen sal, off bij de eene partije off bij de andere. Den aert[s]biscopGa naar voetnoot6, gelijck gemeenelijck die het meeste credyt hebben, als de humeuren over het beleyt van saecken divers vallen, meest hebben te dragen, mercke ick dat veele het pacquet van alle dese onheylen toeschicken, bijsonder diegene die sijne Eminentie verdacht houden van eenychsints | |
te favoriseren immers niet te abhorreren van de opiniën die bijGa naar voetnoot1 AristotelesGa naar voetnoot2 sijn veroordeelt. Off oock bij reflexie IonsonGa naar voetnoot3 als van sijne Eminentie gehouden, off omdat hij niet dissimuleert de remonstranten te favoriseren, off gelijck hij geseyt wert vrij van discours te wesen, - want selffs mits geen off weynych kennisse kan ick daer niet van oordeelen - occasie geeft, bij de suyvere wert gesuspecteert ende verdacht gehouden, weet ick niet, maer dat weet ick wel, als mij gisteren gecommuniceert sijnde door een goet vrientGa naar voetnoot4, die veel hoort ende mij goet wil, dat niet alleene op sijne predicatiën ende discourssen wert geleth, maer oock soo verde is gegaen, dat RivetGa naar voetnoot5 deGa naar voetnoot6 conynckGa naar voetnoot7 vanGa naar voetnoot8 BehmenGa naar voetnoot9 heeft aengesproocken om hem wechGa naar voetnoot10 teGa naar voetnoot11 sendenGa naar voetnoot12 als eenGa naar voetnoot13 sociniaenGa naar voetnoot14. Men voucht daerbij, dat HumelusGa naar voetnoot15 totGa naar voetnoot16 HamburgGa naar voetnoot17 hem de boucken van dien autheur ende die hem | |
volgen heeft gerecommandeert ende geleent, als waerin hij soude vinden genuinam theologiam. Voorts tot versterckynge seyt men, dat in een groot geselschap discourerende de Deitate Christi soude hebben geseyt, dat alle de argumenten die Calvinus gebruyckt om die te adstrueren licht souden wesen te solveren. Alle hetwelcke mij bedencken gegeven heeft, hoe verde ick mij in die kennisse behore in te laten ende off IovinianusGa naar voetnoot1 door mij hem van alle dese secrete machinatiën behoort te adviseren. Doch doordien wert geseyt te sijn liberioris linguae ende Iovinianus niet en weet, hoe verde hij met hem mach gaen, soo blijft hij seer suspens, bijsonder dewijle hij siet, dat men degene, die men met de vlecke van arminianismus niet heeft connen discrediteren, garen soude besmetten met den naem van diegene, die christenen onder haer banderole niet souden willen inschrijven. Alle hetwelcke uEd. niet en dient te ignoreren om te helpen sorgen, dat die goeden man met calumniën niet en werde geopprimeert nochte die hem souden daervan willen preserveren daerin geënvelopeert; want dat men tegens hem dessein heeft, gaet seecker, alsmede dat op degene, die familiariteyt met hem houden soo verde wert geleth, dat ick, tonende met semblant dan man niet te kennen, curieux te sijn om sijn humeur te ondertasten, ernstych wiert vermaent ende versocht mij sonder reden niet verdacht te willen maecken, bijsonder dewijle men in desen tijt onder dat pretext nieuwe desseinen voorheeft ende alle, die haer van de eerste foule hebben gesalveert ende in den wech mogen sijn daermede meent te accableren, waerop Numerianus, gelijck ick uEd. voor desenGa naar voetnoot2 hebbe aengeroert, sal hebben te letten. Het verloop in Savoyen sien ick aen met weynych hope van redres tegens een ingeboren prinsGa naar voetnoot3, die het faveur heeft van de ingesetenen van het lant ende deselve met soo plausibelen pretext van haer te willen helpen in vrede trecken kan, daer alle wtheemse macht hatelijck is ende den conynckGa naar voetnoot4 dat oorloge costelijck valt. Waromme ick t'eenemael van uEd. gevoelen ben, dat indien, gelijck de reden vereyst, den conynck de saecken van die princesseGa naar voetnoot5 behertycht, weynych vigeur tegens Nederlant getoont sal connen werden. Ende beter ware het Italiën ende Duytslant wel bij de hant genomen als op veele plaetsen slappelijck te werck te gaen. Sijn Hooch(ey)tGa naar voetnoot6 is vandage naer Breda verreyst ende heeft mij geseyt maer vijff, ses dagen uyt sal sijn. Valerius is verwondert van uEd. geen brieven te hebben ontfangen ende sal uEd. sijne correspondentie gelieven te continueren, al waer het maer om dien ouden heer niet te bedrouven ofte hem yet quaets te schijnen te presagieren. Sijn soonGa naar voetnoot7 laet hij hier ende toont alleen voor een maent vier off vijff te willen absenteren, omdat van bequame wonynge niet heeft connen werden versien. Ondertusschen meene ick bij SophiGa naar voetnoot8 andere contenantie wert gehouden, om door het dessein te ontdecken, wat men met hem voor soude | |
mogen hebben. Bij dese occasie wert FelixGa naar voetnoot1 veel vermaent, wiens beleyt tegens SmaltiusGa naar voetnoot2 wert gepresen. Desen langer te maecken laet mij den tijt niet toe; hope uEd. mede sal continueren om mij mildelijck van alles mede te deelen. Desen 2 Mey 1639. | |
In dorso schreef Grotius: 2 Maij 1639 N. Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. 12 Maij. |
|