Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3397. 1637 december 26. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijn Heer, Ick danck uE. van het schrijven van den XIIIIGa naar voetnoot5, 't oversenden van de vonnissen van Venloo, de propositie ende bryeff van de Poolschen ambassadeurGa naar voetnoot6. 't Antwoord sal ick verwachten. De reden, waerom mijnheer CamerariusGa naar voetnoot7 de Poolschen ambassadeur nyet en heeft gezyen, begrijp ick wel, maer verstae de reden nyet van dye van VrancrijckGa naar voetnoot8. Van de paspoorten van den keyserGa naar voetnoot9 gelove ick. 't Is veel, dat CatsGa naar voetnoot10 sijne consciëntie sooverre can uitstrecken, dat hij concludere ofte niet, nae dat het SuennoGa naar voetnoot11 te passe comt. Connen de steden vanGa naar voetnoot12 HaldanusGa naar voetnoot13 sulcx concoqueren, 't sal veele sijn. Off Humelus' broederGa naar voetnoot14 dat goed sal sijn, daer uE. van schrijft, twijffele ick seer lettende op de constitutie van tijden. Dat uE. ende de andere vrunden arbeiden in de saecke van CaesarGa naar voetnoot15 is mij lief ende dient ten einde gebracht. Over acht dagen heb ick uEd. gesonden eenen latijnschen briefGa naar voetnoot16. Aen de | |
cant sal uE. sien iet, dat in den text vergeten was nopende mijne perseverantie in doctrine de satisfactione. Ick sende uE. nu bij desen brief weinigh woorden, die achter aen die woorden: aperte exprimant tot naerder bevestiging dienen bijgevoecht.Ga naar voetnoot1 RivetGa naar voetnoot2 wert hier gehouden pro homine mediocris admodum judicii et eruditionis. Dat ick tegen het ketterdooden geschreven hebGa naar voetnoot3, bijt haer propter factum calumni in ServetumGa naar voetnoot4, 'twelck frater PauloGa naar voetnoot5 seer wel seit te zijn van een consequentie, die licht op het hooft can vallen van deghene, die sulcx invoeren ofte gebruicken. Dat ick de Deo niet en heb bewesen dan generalia is waer, omdat ick houde, dat men ex naturalibus rationibus niet verder en can gaen. Ende staet mij voor, dat doctor JuniusGa naar voetnoot6 in 't boeck van PlessisGa naar voetnoot7 quaed vond, dat hij meende Trinitatem te bewijsen met natuirlijcke redenen, quod ille putabat esse causam prodere, cum ea res probari nequaet, nisi ex revelatione. U.E. wert alsnoch gebeden te verhoeden, dat geen copiën en werden gemaect van die Latijnsche brief aen U.E. De heer van OosterwijckGa naar voetnoot8, als ick hem eerst besocht, gaf mij den tytel van Excellentie niet. Als hij bij mij wilde comen, dede ick seggen, dat ick verstont getracteert te werden als de ambassadeurs van EngelantGa naar voetnoot9 ende niet minder courtois te willen sijn als deselve en waeren. Daerop gaf hij mij Excellentie alleen in 't gaen ende comen sonder meer, hoewel ick het hem terstont weder had gegeven uit beleefdheit. De stijl is ter contrarie, dat men het de coninclijcke ambassadeurs geeft altijd ende overal. Als ick weder quam hem adieu seggen. gaf hij mij niet als ghij ende u, daer den ambassadeur van VenegiëGa naar voetnoot10 noit met de Nederlandsche heeft willen spreecken par vous als sijnde sulcx wel de manier van 't hoff van Vrancrijck, maer niet onder ambassadeurs. Ende in plaets dat die van Venegië precys wil hebben Excellentie ende wedergeven Signori illustrissimi, waermede d'heer IoachimiGa naar voetnoot11 altijd is tevrede geweest, soo sijn de Engelschen ende ick bij haer exempel tevrede geweest de Nederlandschen bij wijlen Excellentie te geven. Mijnheer VosbergenGa naar voetnoot12 hier eerst sijnde gecomen dede mij saluteren Excellentie aen mijn huisvrouw, alsoo ick absent was. Ick sond weder ende dede hem groeten Sijne Edelheit. Maer naedat mijn huisvrouw bij hem was geweest, dede hij mij schielick ontrent de middagh weten, dat hij daetelijck bij mij wilde comen ende dat in 't Fransch par vous. Ick nam dat soo om de begroeting als om de schielijcke overvalling als een neefs visyte ende dede hem bij mijn huisvrouw als sijn nichte tegengaen, ontfangen in mijn huisvrouws camer, alwaer ick mede bijquam settende hem tusschen ons | |
beide. Daernae is mijn huisvrouw weder bij hem geweest, geëxcuseert, waerom ick niet bij hem en was gecomen, niet als over hem clagende, maer over den heer van Oosterwijck. HeufdGa naar voetnoot1 heeft daernae mijnheer Vosbergen getracteert. Hadde mij mede gebeden, maer ick seide hem, dat hij mijnheer Vosbergen meer vrundschap soude doen met hem te maecken de principael van de maeltijd. Dencken om de coustume van Rome ubi qui triumphabant consules vocabant ad caenam, deinde rogabant ne venirent. Hij nam dat aen. Mijn huisvrouw ende dochterGa naar voetnoot2 sijn mede ter maeltijd geweest. Ick heb hem soo door S.r Heufd als door mijn huisvrouw verseeckert, dat ick tegen hem niet en hebbe. Mijn huisvrouw sal noch bij hem gaen. Hij geeft den heer van Oosterwijck ongelijck. Vinde niet goed, dat uE. over dese dingen aen MagogGa naar voetnoot3 claege ofte reparatie versoecke. Ick can mijselve rechten ende doen als die van Venegië, die iet hebbende, dat Nederlant aengaet, spreect niet S.r EuskerckeGa naar voetnoot4. Met deselve can ick mede spreecken ofte met S.r Heuf, sijnde in dienste van Swede ende van Nederlant. Monsieur d'AvauxGa naar voetnoot5, als hij soude vertrecken, is mij wesen eerst begroeten ende terstont Excellentie gegroet, hoewel een in 't Fransch spreeckende. 'Tgunt uE. seit van hertogh BernhardGa naar voetnoot6 waer niet quaed, maer heeft te weinig volck om te passeren ende Vranckrijc, wiens gelt hij van doen heeft, wil hem soo verre van de hant niet hebben. De besoigne van mijnheer Vosbergen alhier is cort afgeloopen met ordre tot betaeling van 'tgunt Vrancrijck schuldig is door goede assignatie, confirmatie van het tractaet van ParijsGa naar voetnoot7 ende prolongatie van een jaer van het laeste gehandelde met Charnassé, medebrengende belofte van anderhalff millioen voor hetselve jaer, waerop afslagh strecken de onderhouding van MullaerdsGa naar voetnoot8 ende WardenbergsGa naar voetnoot9 regimenten. Brieven uit Florence van den 14 November leeren ons dat den nuntius van de paeusGa naar voetnoot10 de geestelijcken introductie hadde gedaen van te betaelen een nieuwen impost bij den grooten hertoghGa naar voetnoot11 op het meel geset, met belofte van haer te mainteneren. Maer alsoo den hertogh contrarie gebot heeft gedaen, sullen de geestelijcken het meel op naem van anderen moeten doen coopen ende den impost alsoo heimelijck betaelen. Dat op dit stuck te Rome wierd gehandelt, maet noch niet en was gevordert. Dat den hertogh van ParmeGa naar voetnoot12 sijne reis nae Rome hadde gestaeckt sijnde oock den paus niet aengenaem, dat hij daer comen soude met soo grooten gevolch als hij had voorgenomen. Hij is groot gelt schuldigh aen Thaddeo, des paus' | |
neefGa naar voetnoot1, die garen Castro Bociglione daerover in betaeling had, maer men meent den grooten hertogh hem met leening van gelt sal assisteren. Eenige schepen van Seville niet vivres voor de legers waeren te Livorno gearriveert. Andere laeter brieven uit Italië seggen, dat Lomello, waermede de Spaignaerden Bremo meenen te toomen is ten volle gefortificeert, waertoe geëmployeert sijn 1500 man te voet ende eenige compagniën te paerd. Den gouverneur van MilanGa naar voetnoot2 was te Pavie ende het gerucht gaen van tegen de somer te hebben 30.000 paerden ende solliciterende in Spaignië om veel meerder. De drie regimenten te voet werden bij den gouverneur van LindauGa naar voetnoot3 op sijne begeerte gelicht. Men vermeerdert oock de compagniën te paerd ende men doet nieuwe lichting in 't rijck van Napels ende Siciliën. Den cardinal van SavoyeGa naar voetnoot4 heeft in Spagnië ende aen eenige princen van Italië gesonden om hulp ende laet niet in Piedmont vrunden te maecken, hoewel uiterlijck hem gelaet als goed vrund van sijn broeders weduweGa naar voetnoot5. De marescal de CrequyGa naar voetnoot6 is te Casal, heeft daer aen de soldaten weinig gelt gegeven. Heeft belooft het Montferat van de Fransche soldaten te ontlasten ende die te brengen in andere quartieren. Maer de daet en volgt niet. Ter contrarie boven de ruiterie, die daer te voren was, werd van nieus voetvolck daer in 't lant gebracht. Ende werdt hetselve lant niet minder gequelt van de Spaignaerden, die in Nizze de la Paille ende Aqui logeren. Uit Zurig verstaen wij door brieven van dese maent de continuatie van de oneenicheden onder de Grisons, sijnde de gemeente tegen de regierders ende werd deselve gemeente gestijft door de colonnellen BrucherGa naar voetnoot7 ende SalisseGa naar voetnoot8, die van Vrancrijck doet al wat sij nae soo grooten verloop van saecken connen doen. De eertshertoginne ClaudiaGa naar voetnoot9 was te Insprug, van dewelcke de Grisons den tijdt waeren verwachten-de om het erfelijck verbont met het huis van Oostenrijck, dat tot noch toe secreet gehouden is, opentlijck te besweren. In de Switsersche bijeencomste tot Bade is niet gedaen dan eenige particuliere questiën tusschen steden ende abten afgedaen ofte in slaep gewiecht. 't Volck van Straesburg sijn met haer overheit in onlust om de duirte aldaer veroorsaect door het senden van vivres nae de armée van hertogh Bernhard, die noch blijft in sijne voorgaende quartieren. Ian de WaertGa naar voetnoot10 laet geen vivres passeren nae dese sijde van den Rijn, houdende sijn meeste volck soo in Brisgouw als in Wirtenberger lant. Alsoo den hertogh van Weimar voornemen had om sich meester te maecken van de abdie van Bellelay, hebben die van Bern aen haer volck ende bontgenooten ordre gegeven om sulcx te beletten. Père IosephGa naar voetnoot11 heeft het bisdom van Mans niet geaccepteert hopende misschien | |
iet beters. Ende de biecht van den coningGa naar voetnoot1 is gegeven niet aen die daertoe eerst was gedestineertGa naar voetnoot2, maer aen père SirmondGa naar voetnoot3, een seer geleert jesuyt. 26 de Dec. 1637.
't Fort van Drusenhem is bij de Fransoisen niet beter bewaert geweest dan de andere forten aen den Rijn ende oversulcx mede gecomen in handen van den vijant. | |
Op een apart papier bijgesloten: In eorundem librorum peroratione expiationis peccatorum morte Christi peracta disertam mentionem ut facerem illud ποιησάμενος initio ad Hebraeos, quod ad sensum eum quem posui effugiendum praesenti tempore vertit SocinusGa naar voetnoot4, verti ut oportebat praeterito tempore.Ga naar voetnoot5
Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant In Den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 26 December 1637. De Riveto quaedam Excerpenda. Oosterwijck Ambassadeurs Ex.tie Signoria illustrissima. |
|