Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3283. 1637 oktober 3. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijnheer, Ick had mijne antwoordGa naar voetnoot5 op uE. bryeff van den XXIGa naar voetnoot6 al gesloten ende bestelt onder 't couverte van mijnheer CamerariusGa naar voetnoot7, als ick de uwen van den XIIIIGa naar voetnoot8 van d'heer EuskerckenGa naar voetnoot9 ontfang in verso ordine; deselve gelesen heb- | |
bende heb op 't point van 't afgaen van de brieven nae Hollant noch dese afgevaerdicht, vindende goed, dat uE. voortaen de zijnen bestelle recht aen mij, aen mons.r HeufdGa naar voetnoot1 ofte OlivierGa naar voetnoot2 om alle retardement te ontgaen. Nopende CaesarGa naar voetnoot3 sal ick nyet repeteren t'gunt ick in de voorgaendeGa naar voetnoot4 heb geschreven. Als ick soude gaen nae EngelantGa naar voetnoot5 verstae ick, dat het soude zijn vanwegen SwedenGa naar voetnoot6, t'welck misschyen eer soude geschieden dan men meent, ende soude daer voor seecker vrunden vinden. De papieren verwacht ick, ende soo yet van Ulfo'sGa naar voetnoot7 bericht etc. is te becomen. Op mijnes oudstesGa naar voetnoot8 employ sal ick letten. als ick hem sal hebben gezyen ende van alle t'gunt in Sweden is gepasseert sal zijn geïnformeert. Den jongsteGa naar voetnoot9 can ick van daer niet nemen, daer hij is; anderen hebben hem nyet begeert. Dat van Japan staet mij wel aen. Ick sal mijnen tweedeGa naar voetnoot10 soo veel ick can tot de rechten bequaem maecken. Conde men hem daerbij doen hebben, daer ick voor deseGa naar voetnoot11 van heb geschreven, ofte yet dynstelijck, dat waer goed. Den gouverneur van VenlooGa naar voetnoot12, soo hij gevangen is ofte gevangen werdt, meen ick mede dat peryckel loopt recenti adhuc vulnere.Ga naar voetnoot13 De ordre tot Maestricht gestelt is goedt ende sal bij gelijcke occurrentie moeten gevolght werden. Dat den lantgraveGa naar voetnoot14 handelt met keyserGa naar voetnoot15 gelove ick, maer dat can wel wat duyren. Der Sweden couragie in 't afslaen van den vijant bij Anclam is treffelijck geweest. Ick dancke uE. van de advysen van Breda. Ende wachte de tijding van het overgaen. Op den dagh van het ontset van Leijden 1637. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 3 Octob. 1637. |
|