Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3253. 1637 september 14. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn heer, Het pacquet van den vijffden deserGa naar voetnoot2 heb ick over lant wel ontfangen, doch alsoo de boden gemeenelijck met het bestellen van de particuliere brieven een dach off meer langer socckelen als met die van CimonGa naar voetnoot3, die de eerste sijn, soo sal niet ongeraden sijn, dat de mijne daeronder commen, totdat ick faute vinde. Ick volge mede wederom dien wech, doch soo uEd. mij eenen anderen wijst, sal dien nemen. En passant bij CaesarGa naar voetnoot4 vernemende, hoe onse saecken stonden, vondt ick, niet daerin was gevoordert. Niemant, soo het schijnt, durst het te berde brengen, warom ick aengenomen hebbe de openynge van nieuws door een brieff te doen; verwachte echter weynych effect. Naer ick dan noch eens selffs daer sijn geweest, sal nodych sijn, dat de schriftelijcke presentatie van compromis geschiede, daerop antwoorde werde gevoordert ende voorts geleth, wat te doen staet. Ick sal daertoe hetgene uEd. mij sent gebruycken, want in saecken van sodanyge importantie volge ick garen precisen last. De doot van den burgemeester de ReusGa naar voetnoot5 sal connen dienen voor een nieuw dilay, hoewel ick meen dese weecke een ander in sijn plaetse sal werden gecoren. Een confident vrunt heeft mij gecommuniceert, dat die van Rotterdam van meenynge sijn te versoucken een vierden burgemeester te mogen stellen ende de vroetschap tot op 36 te vermeerderen, waerbij wij in onse saecke geen voordeel connen doen ende sal qualijck so lange aenlopen, dat wij alvoren veerdych connen sijn. Alles dient overleyt. Conde bij VrancerijckGa naar voetnoot6 yet bij de hant genomen werden, waer het beste, maer men moet seecker gaen. Nordianus'Ga naar voetnoot7 volck vertrouwe ick het noch niet; EngellantGa naar voetnoot8 is onseecker ende lange te wachten, ende soo lange SophiGa naar voetnoot9 smaeck heeft in GolilasGa naar voetnoot10 sal hij beter bij hem sijn als onder een volck daer vremdelingen noit wel en voerenGa naar voetnoot11. | |
De pampieren sal ick eerstdaechs uEd. broederGa naar voetnoot1, soo die in een coffer sijn, ter handen stellen; voorts hem de sorge daervan beveelen. UffoosGa naar voetnoot2 advis indien het is te becommen, gelijck oock het bericht ende contrabericht sal ick uEd. mededeelen. Van Ooste[r]wijkGa naar voetnoot3 hoor ick niet; in opene rupture te commen is ongeraden; soo AsmundusGa naar voetnoot4 daerin kan helpen versien waer beter. Uwen outstenGa naar voetnoot5 meen ick, dat met den heer SpierynckGa naar voetnoot6, die verwacht wert, commen sal. Hier sal hij niet opgehouden werden; sal garen hooren uEd. eenych goet employ voor hem wiste. Nisi sibi deesset, mogelijck, dat hij bij GelharGa naar voetnoot7 soude connen geraecken, immers soude men een preuve daervan connen nemen; nu men daeraen twijfelt, is beter, dat elders alvoren werde gesien, hoe hij hem wil schicken. Den ionckstenGa naar voetnoot8 hoop ick, dat is op een goet spoor, hoewel ick liever hadde gesien hem hier geplant, daer de avancementen eens gemaeckt seecker sijn te duyren. Doch is altijt noch gelegen daerop te dencken ende daerom sal wel doen ons hier met caerten ende advisen te versien om hem daerdoor bekent te maecken, maer hij moet letten, dat die pertinent ende net sijn, want ick die aen SuennoGa naar voetnoot9 sal addresseren, gelijck ick alreede dat van l'isle de Weymar hebben gedaen nevens de particulariteyten, die uEd. soo van de gelegentheyt van de armee van hertoch BernhartGa naar voetnoot10 als van Ian de WaertGa naar voetnoot11 mij hadde medegedeelt. Hetgene uEd. voorder van de gemelte hertoch off andere saecken bij reflexie desen staet raeckende seeckerlijck verneempt, de kennisse van alles sal mij seer aengenaem sijn. Dat van AysmaGa naar voetnoot12 ende Amelant rust: van de drie Oostindische scepen is geen tijdyngeGa naar voetnoot13, doch siet het rijsen van actiën op den voet van handelynge bij de onse in Iapan gestabilieert ende voorts den goeden staet van Indiën; het voorleden iaer hebben de onse dertych tonnen gouts aen silver wt dat rijck gevoert ende wert geseyt, dat de Portugeesen hetselve iaer wel 70 tonnen gouts daerwt hebben gehaelt. De hope is de Portugeesen handel te connen trecken ende dat Indiën met contanten wt des(e) landen niet meer naer desen sal behouven te werden versien. Nu ontbieden maer drie hondert duysent guldens. Van Brasyl hebben wij niet naders. Den marquis de St. ChaumontGa naar voetnoot14 van Hamburch gecommen is int leger ge- | |
weest, voorts naer Vranckerijck gereyst; tot wat eynde, sal uEd. daer verstaen. Reurmonde naer 10 dagen belech is mede bij den viant becommen. Die daer heeft gecommandeertGa naar voetnoot1 schijnt contentement te hebben gegeven. Den gouverneur van VenloGa naar voetnoot2 ende de cappitainen sijn den negenden deser in het leger bij tromelslach geciteertGa naar voetnoot3. Al de werelt is over Brederode verwondert, die voor een fray vaillant officier was bekent; waer het hapert, weet men niet, dan die met de meeste apparentie spreecken excuseren hem van poltronnerie. Door de groote alteratie van de ingesetenen, die den viant van de wallen om genade toeriepen ende oock op d'onse schooten, meenen sij, dat hij verder is geëstonneert als behoorde ende de burgers in de kercke most hebben gesloten. Die faute isset, dat hij sonder convocatie van chrij[g]sraet heeft geparlamenteert. In die professie luystert het nauw, bijsonder in sulke occurrentiën. Bij provisie sal die man van eer ende digniteyt vervallen ende gedecrieert werden bij al de werelt; hij selffs wert geseyt te Kempe te sijn onder het gebiet van den biscop van CeulenGa naar voetnoot4. Den viant seggen ons de advisen van den elffden wt het leger, dat was tot Stamproy in Brabant, niet verde van Waert; d'opinie was, dat hij marcheerde naer Diest. Te Maestricht, daer binnen gecommen sijn 10 compangiën te voet, 2 te paerde, was het heel wel, soodat daer voor desen tijt niet is te vreesen. Den hertoch van BoullionGa naar voetnoot5 hebbende gedaen reveue van de gespanioliseerde ingesetenen heeft bevonden deselve 1700 stark; vijff hondert van de wackerste ende ionckste heeft hij buyten gesonden, de resterende hare wapenen benomen, voorts de stat ontleedych[t] van alle geestelijcke, latende alleen vier mans in yder clooster om hetselve te bewaeren met belofte van d'andere hare alimentatie te sullen laten volgen. De stat is van alle nootdruft wel voorsien ende sijn boven de oude mineurs negen van nieuws aengenomen ende alle fortificatiën in behoorlijcke defentie. Wt de bijgaende courante sal uEd. sien den intocht van den lantgraveGa naar voetnoot6 ende oversten RansouGa naar voetnoot7 in Oostvrieslant ende de resistentie, die den grave ende lantsaten hebben gesocht te doen. Desen staet niet garen siende dat het lant soude werden bedurven, oock niet connende de troupes van den lantgrave met gewelt delogeren, hebben de Staten-Generael derrewaerts gesonden SwartsenburchGa naar voetnoot8 wt Vrieslant, CoendersGa naar voetnoot9 wt de Ommelanden, om te sien, off middel is, dat de troupes in ordre werden gehouden ende de inwoonders, mits betalende eene contributie, hare ruïne ontgaen. Aengaende het beleg van Breda remittere ick mij tot de bijgaende extractenGa naar voetnoot10 alleen daer bij vougende, dat de brieven van de gecommitteerde van de Staten seggen sestych in het hoornwerck sijn gebleven, twee cappitainen, eenyge lieute- | |
nants ende vendrichs, dat voorts aen de galerijen, die in het hoornwerck aen de Ginnekens poort int quartier van sijn HoocheytGa naar voetnoot1 verovert met twee bateriën voor 38 000 g. waren besteet in veerthien dagen over te brengen, soo verre was gevrocht, dat de Franse galerije al 13 binten in de gracht hadde, de Engelsche vijve, doch sijn tijdyngen drie van de Franse binten sedert in stucken sijn geschoten, dat noch meer sal gebeuren. Den heer Wijts met sijn schrijven van den XI oordeelde, dat sij naer sijn oordeel noch ten minsten drie weecken werckx hadden. Voor den persoon van sijn Hoocheyt, die hem geen peryckel ontsiet, is men met reden becommert. In Vrieslant is het vol confusie. Hollant blijft tot noch toe eenparych in het maintenement van sijn recht. In Orangie is bij provisie de vrouw van DonaGa naar voetnoot2 bij sijne Hoocheyt tot gouvernante gestelt ende van SantenGa naar voetnoot3 het commandement van het chrij[g]svolck vertrout. Het gelt tot de costen van het leger te vinden geeft becommerynge ende dat van Vranckerijck moet commen blijft lange onderwegen. Naer het veroveren van Domits trachten de keyserse Lunenburch te reduceeren, voorts Pomeren ende Meckelenburch soo te ruïneren, dat sij de Sweetse armées de vivres ontrecken ende, ist mogelijck, beletten bij faute van deselve weder naer Duytslant te keeren. Veele isser gelegen, hoeseer Vranckerijck den hertoch van Weymaren sal secoureren. Wt Engelant hebben wij niet. Den heer BeverenGa naar voetnoot4 is thuys, den heer IoachimiGa naar voetnoot5 noch hier, den heer BoreelGa naar voetnoot6 maeckt geen staet desen winter te verreysen. Desen 14 Sept. 1637. | |
In dorso schreef Grotius: 14 Sept. 1637 Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. 3 Oct. Post illam de 21.Ga naar voetnoot7. |
|