Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3250. 1637 september 12. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Den uwe van den 29 Aug.Ga naar voetnoot2 ontfing ick den 10 Sept. Meene dat uE. nu in Hollant sal sijn. Soo middel is te hebben de propositie van BoswelGa naar voetnoot3 ende t'gunt daerop is geantwoort, het sal mij lief sijn. Nopende de convoyen, soo geen ouder ende perpetuel consent en is, sijn die van Hollant t'eenemael wel gefundeert. Ick heb alle dese dingen niet alleen voorsien, maer in mijne ApologieGa naar voetnoot4 voorseit. Men moet sien, wat partie dat SuennoGa naar voetnoot5 sal nemen. Ick meen hij sal de saecke insien ende den tijdt ende occasie gebruicken. Venloo ende, soo men ons seit, Ruermonde soo haest verloren geven hier verwondering ende verswacken de partij, die voor ons is. 't Geeft mij wonder, wat mijnen oudsteGa naar voetnoot6 doen magh. Mijne jongsteGa naar voetnoot7 geniet veel gunste van den fürst, die hem onlancx, alsoo hij de quartaine had, met sijn coets met ses paerden heeft doen voeren nae Mompelgard ende geleiden door een graeffelijcke persoonGa naar voetnoot8. Nopende den middelsteGa naar voetnoot9 vinde ick uE. bedenckingen niet quaed. Ende alsoo hij is van uE. professie, wil ick hem boven de generale recommendatie, die alle de mijnen raect, aen uE. particulierlijck recommanderen. Hij moet hem met de practijck behelpen ende, soo daer iet bij comt van de gunste van NumerianusGa naar voetnoot10, dat sal goed sijn. Nopende mijne saecke met CaesarGa naar voetnoot11, eenige heeren van qualiteit tot RouaenGa naar voetnoot12 hebbende de stucken gesien presenterende mij haeren dienst. Evenwel blijf ick daerbij, dat men moet trachten tot compromis ende die presentatie aan burgemeesteren ende raiden wettelijk doen insinueren. Eenige, die uit Hollant comen, seggen mijne soonGa naar voetnoot13 daer gesien te hebben. Laet mij weten, wat daer van is ende wat in Swede gepasseerd is ende, soo hij wel wil, laet hem met den eerste overcomen. Ledicheit is hem ten hoogste schadelijck. | |
DuraeusGa naar voetnoot1 heeft mij een grooten brief van sijn voornemen ende beleit geschreven. Ick heb sijne saecke ernstelijk aen den heer rijcxcancellierGa naar voetnoot2 gerecommandeert. De tijdingen, die wij hier hebben, sijn ten deele goed, ten deele quaed. Goet, dat den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot3 bij hem hebbende 4000 man eerst de stadt van Bleterau, daernae het casteel heeft ingenomen in de Franche Comté; dat denselve last heeft om bij noot den hertogh van WeimarGa naar voetnoot4 te assisteren, aen den welcken daerenboven gesonden werden 4000 man te voet, 500 paerden, dat is wat meer dan voor dezen was geseit. Quaed ist, dat acht duisent Spaignaerden, sommigen seggen veel meer, niet verre van Narbone gelant sijnde een stadt daerbij, Loucate genaemt, hebben belegert off misschien nu ingenomen. Tusschenbeide, dat Dampvillers nog belegert is bij den marescal de ChastillonGa naar voetnoot5 ende Capelle bij den cardinael de La ValetteGa naar voetnoot6. In deze stadt is ontrent garnizoen van 500 man, ende hebben die van Capelle onlancx met een uitval groote schade gedaen aen de Franschoisen doch evenwel is de apparentie goed van beide die plaetsen te becomen. Den coningGa naar voetnoot7 is te St. Maur, als oock de coninginneGa naar voetnoot8, van welcke eenige domestycquen dagelijcx werden versonden; ende is d'Abdisse van de Val de GrâceGa naar voetnoot9, die men seide nae 't clooster van Charité te gaen, onderwege gevat. Mons.r HalierGa naar voetnoot10 heeft over 600 man niet. Men spreect van Socova te belegeren; maer daer soude veel toe behoren, 't welck ick niet en weet waer men nu veel soude vinden. Van den pausGa naar voetnoot11 schijnt, dat soo wel de Spaignaerden als de Fransoisen desseings maecken op sijn doot, alsoo hij de apoplexie is onderworpen. Sept. 12. 1637. In de uitval van Capelle sijn twee mareschaux de France qualijck getracteert. Bussy LametGa naar voetnoot12, een van die, gestorven; RemburGa naar voetnoot13 in peryckel. Den 7 was de circumvallatie aldaer voltrocken. | |
Adres (met andere hand): Mijn heer Mijn heer Reigersbergh, raet in den Hoogen Rade In den Haghe. port. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 12 septemb. 1637. |
|