Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3207. [1637] augustus 13. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot5.Mijn Heer, Ick hebbe bij DignerusGa naar voetnoot6 gevonden uwen brieff van den 24 IulijGa naar voetnoot7 ende oock die van den 31Ga naar voetnoot8 wel ontfangen, gelijck mede HumultGa naar voetnoot9 mij terugge heeft gesonden eenen van den 12 MayGa naar voetnoot10, soodat ick nu maer eenen en misse, die oock buyten twijfel wel terecht commen sal, hetgene ick tot uEd. gerustheyt premittere, ende sal op alles, wat uEd. gelieft te weten, int corte antwoorden. Van AysmaGa naar voetnoot11, die bij den keyserGa naar voetnoot12 wert geseyt te sijn, spreckt men niet meer. Amelant slaept; dan twijfele, off niet wederom wacker sal werden gemaeckt. Dat | |
van SchasGa naar voetnoot1 is soo gepasseert, hoewel HumingusGa naar voetnoot2 VolbergeGa naar voetnoot3 niet gunstiych is. Wt de zee vernemen wij van de Engelsche geen swaricheyt; off het is, dat de Engelsche niet en roeren, off dat de visschers haer versien met licentie-brieven, kan ick niet seggen. Maer van den palsgraveGa naar voetnoot4 is geen belofte gecommen. UffoosGa naar voetnoot5 advis over die saecke hebbe ick tot noch toe niet connen sien. Vranckerijck heeft groot ongelijck over GelharGa naar voetnoot6 te clagen, die sijn eerste dessein niet connende over zee volvoeren tot het tweede is gecommen. Tis groot abuys, dat graeff HenderickGa naar voetnoot7 soo vrouch soude hebben gemarcheert; nu sij sien den viant alle sijne macht naer Breda treckt, sullen beter tevreden sijn. Hier ontbreecken oock geen materie van clachten. Ermesteyn hadde men gemeent door den lantgraveGa naar voetnoot8 ende RasouGa naar voetnoot9, als het te laet was, te ontsetten. Op de Baia is door het wintersaisoen te lande niet getenteert; met de somer mocht daerop wel wat voorgenomen werden, werdende ondertusschen het tot ende(?) incommen met veel scepen, die daer voor cruyssen, beleth. 1400 soldaten werden graeff MauritsGa naar voetnoot10 tot recreute gesonden. Uwen soonGa naar voetnoot11 over Calis gaende heeft de pampieren niet mede connen nemen. Ick wensche seer uEd. met sijnen outstenGa naar voetnoot12 een goede resolutie mach nemen. Den ionckstenGa naar voetnoot13 mocht wel daer hij is eerder als hier avancement vinden; dan off beter twijfele ick seer, alsoo de officieren, die de oorlogen met groot avancement in Duytslant volgen, met veel minder haer hier soude laten contenteren. Het is nu een tijt, dat hij hier veel in soo notabelen belech souden hebben connen leeren. In de vergaderynge van Hollant daervan vermaent sijnde swegen GlargiusGa naar voetnoot14 ende die van sijn humeur stille. Wat CaesarGa naar voetnoot15 belangt hebbe en passant den tour wederom gedaen ende vinde hem hoe ick meer persse meer scrupuleux, meest gedeterreert door de grootheyt van de somme ende calange van andere. Die het geven best sagen wilden wel hetgene qualijck is te persuaderen haer conde werden affgeperstGa naar voetnoot16, ende darom souden wel connen lijden, dat men eenyge proceduyren tegens hare ingesetene entameerde, om dan met beter schijn het aff te maecken. Ick wachte eenych finael besluyt; soo het niet en is conform onse intentie, soo sal seer be- | |
denckelijck sijn, off wij in dese landen den wech van iustitie souden ingaen; immers soo lange apparentie is, dat GolilasGa naar voetnoot1 bij EngelandGa naar voetnoot2 soude connen commen. Nieuwe tijdyngen, soo lange ick hier ben, weet ick wel, dat uEd. van mij niet en verwacht; evenwel sende ick dubbelt van een brieff, bij de gedeputeerden den 6 deser wt het leger aen de Staten-Generael geschrevenGa naar voetnoot3, waerbij in den 9 wiert geadviseert, dat den viant op de wercken van sijne HoocheytGa naar voetnoot4 ende niet lange daer hij is, bij faute van vivres, sal connen blijven. Men is hier becommert met het retour van de Oostindische schepen, waervan maer twee van achte, die werden verwacht, en sijn gearriveret, sijnde twee wt Suratte, soo men meent, noch op wech ende vier, die in compangie van de twee gearriveerde in de Strate van Sunda met een grooten storm waren beloopen, beschadycht, soo men oordeelt, wederom naer Batavia gekeert. In Engelant ende Denemarcken hebben sij nagelen gecregen, dat hier affslach maeckt. Wat BarclaiGa naar voetnoot5 in Sweden heeft wtgerecht, wat uEd. van de comste van den heer rijxcancelierGa naar voetnoot6 oordeelt, sal ick garen weten ende sien de iustificatie van den hartoch van RohanGa naar voetnoot7. Desen 13 Aug. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer De Groot, Raedt ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: 13 Aug. 1637. N. Reigersb. Nogmaals: 13 Aug. 1637. N. Reigersberg. |
|