Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermdIck verlange seer naer tijdyngen van daer. Mijn leste sijn van den achsten AugustiGa naar voetnoot1. Hier hebben wij anders niet als dat sijn Ex.tieGa naar voetnoot2 met het leger is gegaen naer de Langestraete, ende liggen de ruyters te Waelwijck, het voetvolck te Sprangen. De ministers van den conynckGa naar voetnoot3 nemen weynych contentement in die diversie; veele in desen Staet sagen oock garen, waer het mogelijck, dat sijne M.teyt met eenych notabel exploict wierde gesubleveert. Dan het schijnt de macht van den viant, de sterfte, die overal glisseert, het verloop van tijt ende den voorraet, die in alle plaetsen is, soo van volck als behouften, alle desseinen te difficyl maecken. Den lantgraveGa naar voetnoot4 is hier, hebbende geleyt sijn voetvolck in de vaste plaetsen ende sijne ruyterie, die hij seyt sterck te sijn drie duysent, gebracht op dese frontieren. GodtzGa naar voetnoot5, generael van den keyserGa naar voetnoot6, sterck tusschen de thien, twaelff duysent paerden, heeft Paterborn met stormenderhant ingenomen, domineerde alleen in Westphalen; dan op de tijdynge, dat den generael BannerGa naar voetnoot7 geconiungeert met LesleGa naar voetnoot8 de stat Lunenburch ende eenyge andere plaetsen hadden ingenomen, is Gots getrocken naer den Weser. Geïntercipieerde brieven seggen den hartoch van SaxenGa naar voetnoot9 (he)m te swack vont om Banner het hooft te bieden. Den lantgrave en is in de beste postuyre niet, heeft mijnheer den prinsGa naar voetnoot10 aenbiedynge gedaen van sijn ruyterie, mits dat men geduyrende het employ deselve alleen van nootdruft onderhoude ende daernae de onse hem weder een ruytersdienst doen. Dan die presentatie kan niet werden geaccepteert. Het schijnt de Fransen aen dien heer verder beloften hebben gedaen als de prestatiën volgen, hadde garen hier assistentie van gelt ende ammonitie van oorloge. In desen hogen noot van dat rijck soude het best met diversie, die in Duytslant soude connen ge(sc)hieden, werden geholpen, daer middel toe ware, indien sij raet wisten tot gelt. Dan dit is soo schaers, dat WaerdenburchsGa naar voetnoot11 regiment te voet, MoulersGa naar voetnoot12 te paerd t'eenemael blijven buyten employ ende verloopen tot niet bij faulte van betalynge. In Engelant, naer den heer BeverenGa naar voetnoot13 schrijft, heeft men geen contentement van de beiegenynge van den grave van ArondelGa naar voetnoot14 ende maeckt men mine, off men met ernst de saecken van den Pals wilde bij de hant nemen. Den Engelschen admiraelGa naar voetnoot15 hadde te hooff geschreven, dat onse buissen meest waren wt de Noortzee, maer dat hij van de resterende alle contentement ontfynck; ende verstaen wij van | |
die wt zee commen, dat den admirael last heeft de vissers aff te voorderen een gulden per last, onder belofte dat den conynckGa naar voetnoot1 haer de neerynge vrij sal houden ende haer tegens de Dunckerkers over de schade, die sij in het vissen souden lijden, indemneren, hetwelcke seer smaeckelijck is ende sonder difficulteyt den gulden doet betalen. Een schadelijcke consequentie voor desen staet. Te Dunckercke, naer den heer van HauthainGa naar voetnoot2 schrijft, waren wt Spaengiën gearriveert twintych, ende, naer andere rapporteerden, achtentwintych scepen, daeronder eenyge Engelsche, overbrengende vierduysent Spangaerts, noch meer werdende verwacht. Den conynck van Engelant toont hem te onvreden tegens die het Spaens gelt lestmael wt Engelant hebben laten gaen, ende sullen deselve het moeten verantwoorden. Ick mercke de Fransoisen opinie hebben alsoff AismaGa naar voetnoot3 in het hoff van den keyserGa naar voetnoot4 negotieerde om desen staet als een deel van het rijck te doen erkennen. In Sweden verstaet men tot continuatie van het oorloge. De keysersche, (naer) de Brabantse advisen ons seggen, verstercken haer ontrent de Somme ende maecken daer een magasijn. Den conynck van HongerenGa naar voetnoot5 was om door Brissac hem bij GallasGa naar voetnoot6 te vougen. In Westindiën is groot gebreck van ordre ende autoriteyt. Graeff MauritsGa naar voetnoot7 maeckt staet in het begin van October te vertrecken, crijcht keur van volck. De Staten vergaderen binnen acht dagen. Sijn Ex.tie heeft noch eenych voetvolck ontboden; ten is buyten apparentie niet, dat noch yet bij de hant soude nemen. Ick doe mijn ordinaris gebiedenisse ende blijve UEd. seer dienstwillygen broeder
| |
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot tot Paris. In dorso schreef Grotius: 9 sept. 1636. N. Reig. Nogmaals: 9 sept. 1636. N. Reig. En boven aan de brief: Rec. 14 oct. |
|