Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2534. 1636 april 3. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.Mijn Heer, In Italië gaen de saecken niet nae wensch. Den 28 Febr. is CréquiGa naar voetnoot4 tusschen Vespola ende Vigevano, vanwaer het volck van LeganesGa naar voetnoot5 quam, geslagen. De faute werdt geleght op de Savoyarden, die terstont gevlucht sijn. 't Voetvolck was ten wedersijde bij de 7000, ruiterie aen de Fransche ende haer bondgenooten sijde acht hondert, van de Spaensche drie duisent. Den hertogh van ParmaGa naar voetnoot6, terwijl hij hier vroolijck was, is wel de helft van sijn staet quyt gewerden, ende werdt getwijffelt, off hij de stadt van Parma noch heeft. Hertogh BernhardGa naar voetnoot7 werdt hier noch opgehouden. Sal met wat gelds wech gaen. Wat daernae sal volgen, weet ick niet. Den marescal de BrezéGa naar voetnoot8 is gedisgracieert ende nae Saumur gesonden. Hij heeft de heer BulionGa naar voetnoot9 willen beschuldigen, maer die heeft hem het pack weder t'huis gesonden over hetgunt in Nederlant is gepasseert. Den hartogh van BulionGa naar voetnoot10 werdt hier verwacht ende werdt niet getwijffelt, oft hij is van de roomsche religie. EusebiusGa naar voetnoot11 heeft van deselve geen goede opinie. Hier is in 't logys, daer den marquys van BadeGa naar voetnoot12 t'huis was, scherp ondersoeck gedaen op d'executie van de luthersche rel(ig)ie. Aen den marquys De la ForceGa naar voetnoot13 is geseit, dat hij tot recompense van sijn dienst in den lesten slagh gedaen, wel gelt mach hoopen, maer geene verdere digniteit, blijvende van de religie, daer hij van is. Des conincx broederGa naar voetnoot14 heeft DelbeenGa naar voetnoot15, die de anderen van sijne domestyc- | |
quen aengebracht hadde, verjaecht ende met geene middelen bewogen connen werden om hem weder aen te nemen. Van 't huwelijckGa naar voetnoot1 wil den pausGa naar voetnoot2 te Rome kennis nemen, hier ter contraire wil men, dat het in Vrancrijck geschiede. Hij seit in alle gevalle, dat men hem niet dwingen en can een ander te nemen. Den paus heeft aen het Spaensche crijgsvolck eenige toevoer gesonden uit sijn lant; Venegie, Florence, Genua blijven neutrael. Men is hier niet wel tevrede over het senden van Aisma naGa naar voetnoot3 HannibalGa naar voetnoot4. Men seit, HannoGa naar voetnoot5 bij VindexGa naar voetnoot6 comt. Men claegt hier oock, dat CalaberGa naar voetnoot7 meer eischt dan besproocken is, off nae CatullusGa naar voetnoot8 wil gaen. Die voor desen bij de LatouGa naar voetnoot9 is geweest van HannibalsGa naar voetnoot10 wegen comt weder in TerentiusGa naar voetnoot11 studeren. Den hertogh van WeimarGa naar voetnoot12 meent met 700 ofte 800m gl. vanhier te gaen, soo om de oude soldaten te onderhouden, als om nieuwen aen te nemen; sendt aen de heer rijcxcancellierGa naar voetnoot13. Eenige meenen, dat ZosimusGa naar voetnoot14 niet vast en staet bij EusebiusGa naar voetnoot15. Ick twijffel daeraen. Die dat meenen seggen, dat hij hem mede aen SimonidesGa naar voetnoot16 heeft vergrepen. Wilt bij alle occasie seeckerlijck schrijven van ManliusGa naar voetnoot17, CaesarGa naar voetnoot18 ende insonderheit van alle 't gunt IustinusGa naar voetnoot19 aengaet. 3 April n. st. 1636. | |
Onder de saecken, die ServienGa naar voetnoot1 te laste werden geleit, is dat hij de saecke met TulipaGa naar voetnoot2 tot PindarusGa naar voetnoot3 heeft gebracht. Veele teickenen doen de wijsen geloven, dat PindarusGa naar voetnoot4 niet lang en sal levenGa naar voetnoot5. | |
Adres (met andere hand): Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raet in den Hogen Raet in Hollant in Den Hage.
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 3 April 1636. Disgrâce van Bresé; ondersouck gedaen op de executie van de luthersche int logis, daer den marquis van Baden is gelogeert; coninckx broeder wil Delbeen niet weder in sijn huys ontfangen, seyt men hem in alle gevalle geen ander kan dwyngen te trouwen; Servien wert te laste geleyt hij Vranckrijck met Spaenge in oorloge heeft gebracht. |
|