Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2150. 1635 juni 18. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mon frére, Ick hadde wel gemeent, dat het manifest van den conincGa naar voetnoot7 wat meer soude hebben ingehouden van de Nederlandsche saecken, maer het schijnt, dat sulcx tot eene andere gelegentheit werdt gespaert. Wij en hebben niet seeckers van de progressiën van de twee legers, doordien de wegen bij d'onsen niet en sijn bezet. Dit | |
manifest is niet quaelijck gemaect, doch beter voor de R. catholijcken als voor de protestanten. UE. can sich bedencken, off het in Duitsch sijnde overgeset dienst soude connen doen in Brabantsch Vlaenderen. De naerdere tijdinge reservere ick tot de ordinaris schrijfdag ende recommandere uE. alle de poincten voor desen gerecommandeert. UE. dienstwillige broeder
| |
18 Junij 1635, tot Parijs.
Aen monsieur de SaumaiseGa naar voetnoot1 werdt questie gemoveert van sijn rang, tegen sijne geduirige supressie (?). De saecke staet in handen van de curateurs. Soo die tegen hem wijsen, is hij geresolveert Hollant te verlaeten. Ick hadde gedacht, alsoo mijnheer den prinsGa naar voetnoot2 hem gebruict om iet te schrijven van militieGa naar voetnoot3, off men daeruit niet soude connen occasie nemen om hem sijn tractement te doen genieten ende woonen in Den Hage, alwaer geen luiden ontbreecken sullen, die met de conversatie van een soo sonderling geleerde persoon wel gedient sullen sijn, ende veele sijn, die Fransch spreecken, daer hij ende sijn huisvrouwGa naar voetnoot4 wel mede gepast souden sijn. Ende Leiden is soo verre niet, off de studenten, die willen, souden hem connen besoucken. Monsieur RivetGa naar voetnoot5 soude hier veel in connen doen. Soo uE. noch iet can bijbrengen, uE. sal vinden, dat het niet quaelijck besteedt en sal sijn. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raet in den Hogen Rade in Hollant, in Den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den XVIII Junij 1635, tot Paris. |
|