Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2151. 1635 juni 18. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mon frère, Wat de meenynge van VindexGa naar voetnoot7 is, sal hem nu moeten openbaren, want soo hij wil met VirginiusGa naar voetnoot8 tot een opene rupture commen, soo sal het niet connen failleren ofte sal in Artois ofte Henegou oock sijne troupes sonder wtstel senden, sonder dewelcke het leger, dat in Brabant is, niet geschapen is grote progressen te connen doen. Den viant sijnde geretrancheert ontrent Leuven op een cleyn reviercken, dat door de stat loopt, heeft tot noch toe de progressen van het leger geretardeert. Ende soo het waer is, dat wt Duytslant met apparentie wert geschre- | |
ven, dat GallasGa naar voetnoot1 met 16000 gens d'eslite op wech is, den paix tusschen den keyserGa naar voetnoot2, de hartogen van SaxenGa naar voetnoot3 ende LunenburgGa naar voetnoot4 is gesloten, soo sal sijn Ex.tieGa naar voetnoot5 te veel machts op den hals commen, soo deselve niet elders wert gedistraheert. Het is seer vremt ende bij luyden van staet qualijck te begrijpen, dat men daer al de werelt gaende maeckt, sonder mede alle effort bij te brengen. Want wat is dat anders als de geallieerde te consumeren sonder effecten, ende eyndelynge de macht van dengenen, die men irriteert sonder te verswacken, alleen op den hals te crijgen! De leste advisen wt het leger sijn van den 14. ontrent Leuven. Den derthienden is Diest ingenomen. KnuitGa naar voetnoot6 is wt het leger gedeputeertGa naar voetnoot7 bij PyrrhonGa naar voetnoot8 gecommen, wert hier verwacht; wat hij brengt, sullen wij horen. Naer IovinianusGa naar voetnoot9 oordeelt, sal het niet goet sijn. Soo dit groot dessein sonder vruchten evanesceert, den paix van Saxen daerbij comt, soo sal het huys van Oostenrijck meenen, dat het alles met wapenen kan te boven commen, ende daerom weynych letten om dese generale oorloge te brengen tot een generale vrede, die nochtans wel ware te wenschen. Wt alle particuliere handelynge kan het peryckel voor d'een ende d'ander wel worden gereculeert, maer qualijck ontgaen. Het sijn becommerlijcke tijden voor die met een gesont christen-gemoet ende wel geaffectionneert harte tot den staet de constitutie van Europa insiet; want niet wel is te voorsien, hoe sooveel onsteltenisse sal werden te neder geleyt sonder grote veranderynge. Ende aen wat kant die vallen sal, wie sal dat seggen? In dese conjuncture van tijt ende saecken mij op wech te geven sal niet connen, oock soo beletten mij particuliere occupatiën ende hope een ander jaer den wech veylic wesen sal. Anders is mijn genegentheyt seer groot om bij uEd. te wesen. Doch de communicatie, die mondelynge niet kan vallen, sullen wij met brieven, soo het uEd. geliefft, liberalijck ende in confidentie doen. Mij sal niet aengenamer sijn ende alles behouden tot mijn particuliere instructie, behalven hetgene dienst kan doen, waertoe ick geen occasie en versuyme. Dat yet tot prejuditie van FelixGa naar voetnoot10 bij XenocratesGa naar voetnoot11 is gepasseert, heb ick niet gehoort; dan mij is geschreven van een van NumerianusGa naar voetnoot12, die ick dat hadde gerecommandeert, van de seer goede officiën, die bij sijn volck sijn gedaen. Hetgene | |
JulianusGa naar voetnoot1 van CimonsGa naar voetnoot2 volck noch verwacht, sal IrenaeusGa naar voetnoot3 sien, off in ons NeeffsGa naar voetnoot4 absentie kan vallen. Aen SerranusGa naar voetnoot5 is geschreven, dat men is verwondert, dat hij hem daer laet payen, gelijck off hetgene tot noch toe is geschiet voor ruptureGa naar voetnoot6 waer te houden. ManliusGa naar voetnoot7 is besych om dat Cimon wijs te maecken. Wat te Rotterdam op mijn poursuite tsedert is gedaen, heb ick noch niet vernomen. FabiusGa naar voetnoot8, die dese weeke op den vergaderynge comt, sal mij dat connen seggen. De tijdyngen wt Brasiliën sijn seer goet. Die van Pariba hebben den eet van getrouwicheyt gedaen; de suykermolens gaen, ende handelen de Portugesen op den voet sij onder den Spaengaert hebben gedaen, ende alles voorts als ick voor desen hebbe geschreven. Uwen lesten van de 8 deser is over Amsterdam gecommen, een dach later als door den rechten wech; dan ick meene uEd. dat om seeckerheyt heeft gedaen, hoewel ick meen wij wel mogen volgen den ordinaris wech. De luden sijn goet, ende soude uEd. het opschrift connen maecken aen suster BlonckeGa naar voetnoot9 ofte ReigersbergGa naar voetnoot10, om best te (depes)cheren met een couverte aen mij. Soo ick desen schrijff, ben ick met visite gedistraheert, moet hem daerom eyndygen. Desen 18 Junij 1635. | |
In dorso schreef Grotius: 18 Iuny N. Reig. 1635. |
|