Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2075. 1635 april 30. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mon frère, Ick sal nu wt den Hage beantwoorden uEd. schrijvens van den 20, bij mij op Saterdach onder couverte van de heer CamerariusGa naar voetnoot3, wel ontfangen. Den inhout daervan, hoewel seer considerabel is, heb ick met sijn ExtieGa naar voetnoot4 niet gecommuniceert, omdat ick te voren van MenanderGa naar voetnoot5 hadde verstaen hetgene uEd. aen ValeriusGa naar voetnoot6 hadde geschreven, die geresolveert was hetselve sijn welgemelte Extie mede te deelen. SerranusGa naar voetnoot7 advisen lopen op een volcommen rupture, ende daertoe meent hij, dat de troupes, die den conynckGa naar voetnoot8 op de frontieren van Nederlant heeft, sullen werden gebruyckt. JustinusGa naar voetnoot9 schijnt daeraen te twijfelen ende confirmeert seer de opinie van veelen, die tot noch toe dese grote concepten niet hebben connen approberen noch geloven, dat Vranckerijck ront met ons sal gaen. De waerheyt sal haerselven haest moeten openbaren. Het rendevous is tegens den eersten Mey tot Nimwegen. Sijne Extie hadden dynxdach off woensdac(h) gemeent te vertrecken, dan kan niet oordeelen sijne dispositie hetselffde sal connen lijden. Vandage is het wat beter, maer eenyge dagen heeft van de jicht sonder crucken niet connen gaen; seyt, soo alles claer is, dat hij hem daer sal doen brengen, hoewel de medecijnen daer seer tegens sijn. Doch de Staten van Hollant moeten eerst drie millioenen voor haer contingent verschaffen, andere naer advenant, alsoo het voornemen is veel contanten mede te nemen, een teycken men verde van de frontieren meent te gaen. Den viant maeckt vergaderynge tot Diest, Ballaert ende soo voorts, ontrent het rivierken de Nete. Men gelooft MansveltGa naar voetnoot10, PicolominiGa naar voetnoot11 ende den overste van de CrabatenGa naar voetnoot12 met haer troupen nederwaerts commen. | |
Den conynck heeft mijn heer den prins gesonden een commissie om, als de legers sullen wesen geconiungeert, daerover te commanderen, ten ware sijne Mteyt, MonsieurGa naar voetnoot1 ofte den cardinael-ducGa naar voetnoot2 in persoone daer waren; off dat al onder het masquer van secours sal connen gaen sonder rupture, twijfelen veele. Den hartoch van BouillonGa naar voetnoot3 is naer Vranckerijck, sommyge seggen om des conynckx ruyterye te commanderen, andere om sijn particuliere affairen van Sedan; de rechte oorsaecke is onseecker. Men spreekt, dat de veriaechde heeren wt BrabantGa naar voetnoot4 eenych volck sal werden gegeven ende graeff Henderick van den BergeGa naar voetnoot5 hem daerbij soude vougen; maer het sijn al maer gissyngen, ende soude men daermede de rupture noch soucken te coloreren. Op de coniunctie van de legers, ende hoe ende waer die wel sal connen geschieden, considereren die ervarentheyt van crijchsaecken hebben veele difficulteyten, gelijck sij mede doen in de macht van het lant soo verde van de frontieren ende in den boesem van des viants lant te begeven op het suspect van een natie, die soo veranderlijcke resolutiën onderworpen is. Dat Engelant hem met Vranckerijck sal vougen off neutraal houden, can men niet geloven. De equipage van sessentwintych schepenGa naar voetnoot6 is nu soo verde gebracht, dat sij seylreet sijn, ende was men tot Londen den 20, date van de leste advisen, besych met baccken, brouwen, slachten voor de vlote. Het rendevous is in de Duyns, omdat tot Portmuyen, daer de eerste assignatie gegeven was, de sterfte is. De plaetse van den groten thesaurier was noch niet versien, ende viel het ooch van den conynckGa naar voetnoot7 meest op CottyncktonGa naar voetnoot8 ende milort WenthorstGa naar voetnoot9; doch alsoo Cottynckton is geweest substituyt thesaurier ende sulckx in die charge wel ervaren, ende Wenthorst, viceroy van Ierlant, goede diensten den conynck in die bedienynge doet, soo sijn veele van gevoelen, dat den keuse op Cottynckton sal vallen. Buyten twijfel sal uEd. daer hebben gesien een brieff, die onder den naem van de conynck van Engelant aen den PaubsGa naar voetnoot10, in faveur van het huys van Lottryngen, wert gedivulgeert, die bij veele hier wert gehouden voor gesupposeert. Wt wat oorsaecke ende wat pretext den hartoch van LunenburchGa naar voetnoot11 gevancklijck heeft wech doen voeren RaseGa naar voetnoot12, gesante van de heer rijxcancelierGa naar voetnoot13 in de | |
landen van Brunswijck ende Halberstat, een bequaem persoon ende seer wel, soo ick ben onderrecht, bij de heer rijxcancelier gesien, sal uEd. best weten. Denselven Rase wert mij geseyt dat vrij wat jalousie hadde geconcipieert, omdat in presentie van de habiellen van de crone een wtheemsch tot de ambassade van Vranckerijck was gecommen. Hoe het tusschen den keyserGa naar voetnoot1 ende SaxenGa naar voetnoot2 staet, weet men hier niet terecht; sommyge seggen het tractaet is gebroocken, andere dat het genouchsaem is voltrocken. Als ick op den stant van Duytslant sien, soo kan ick niet laten mijnselven over onsen staet seer te becommeren, want tensij dat rijck bij verdrach off oorloge wt de absolute macht van Oostenrijck werde gehouden, hoe sullen wij daer iegens bestaen? Den heer van BeaumontGa naar voetnoot3 heb ick noch terstont van de saecke van Rotterdam gesproocken ende getoont, hoeseer uEd. mij presseert om sijne bescheden daertoe nodych over te senden; seyde ick garen sage, dat het bij accort wert bemiddelt, daarop hij antwoorde het best was ende het sijne daertoe wilde contribueren. Dit is geschiet in presentie van de Meters-manGa naar voetnoot4, ende hebben begeert ick uEd. van harentwege soude groeten. Het is seer dienstych, dat uEd. bij alle occasie sijnen gunste toont tot desen staet; ick sal dat oock wel menageren, in gevalle int publyck oock preuve daervan cont geven mogelijck, waer het goet toe kan sijn. Soo den heer rijxcancelier hier comt, laet mij weten, hoe uEd. oordeelt dat ick mij in sijn Extie regardt behore te dragen. Desen 30 April 1635. UE. dienstwillygen broeder
| |
Naer desen was geschreven heb ick met Doctor ValentiusGa naar voetnoot5 gesproocken, die mij seyt Sijn Extie soo merckelijck is gebetert, dat lants de camer gaet ende in een dach drie, vier sal connen vertrecken. Den heer WytsGa naar voetnoot6 verreyst morgen om het leger tot Nimwegen te commanderen. Gisteren op den middach ende daernaer tot 's avonts toe hebben hier een extraordinairen wint ende storm wt den zuytwesten gehadt. | |
Adres: Mevrouw Mevrouw de Groot Tot Paris. In dorso schreef Grotius: 30 April 1635. N. Reigersberg. |
|