Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermdDe contremine van SpartacusGa naar voetnoot1 ende de sijne vermeerdert eerder dan se mindert, dan hebben tot noch toe niet connen tewege brengen, dat verboth soude werden gedaen, maer blijven de brieven onbeantwoort. SophoclesGa naar voetnoot2 meen ick oock niet dat toelaten sal, dat praeiudiciable antwoorde gegeven werde. Ondertusschen wert alles gelaten ter discretie van diegene, die vanselffs niet wel en sijn genegen ende haer naerlatycheyt connen excuseren. Het oogemerck van degene, die dit dus drijven, schijnt te wesen, JustinusGa naar voetnoot3 bij ThucydidesGa naar voetnoot4 door dit middel soo installych te maecken, dat hij soude connen oordeelen ondienstych te sijn hem in die qualiteyt te gebruycken ofte, soo dat misluckt, immers de deure om hier te commen, waer het mogelijck, te sluyten. Mij is geseyt, dat bij ValeriusGa naar voetnoot5 oock devoir wert gedaen, apparent om door hem XenocratesGa naar voetnoot6 te doen onderrichten. Vanselffs is hij FelixGa naar voetnoot7 wel genegen; hoe verde door inductiën ende consideratiën men hem of hij andere soude connen vervoeren, weet ick niet. Maer ick stelle mij daerin gerust, dat Xenocrates kennisse van alles heeft ende weet, waerwt dit spruiyt; oock soo houde ick seecker, dat het publyck intrest, soo wanneer het perst tot correspondentie, het dessein van particuliere insichten sal dissiperen. Middelertijt soo wert devoir gedaen bij degene, die ongepassijt sijn om alles ten besten te brengen. UEd. consideratiën sal ick garen hierop hooren. GracchusGa naar voetnoot8 blijft noch wel. Dat VindexGa naar voetnoot9 met VirginiusGa naar voetnoot10 sal commen in ruptureGa naar voetnoot11, hout men hier seecker. Tusschen CimonGa naar voetnoot12 ende TerentiusGa naar voetnoot13 was geconditionneert, dat het regiment vanGa naar voetnoot14 ZosimusGa naar voetnoot15 tot lasteGa naar voetnoot16 vanGa naar voetnoot17 soude commen, ende heeft Zosimus Cimon geïnsinueert, dat hij ordre soude stellen tot de betalynge. In dat deel sijn sij punctueel; Godt geve de reste oock soo wel volge. Het marcheren van de Franse legers in Duytslant rele(veert) soo wel daer als hier de couragiën ende sal de tijdynge wt Brasiliën, over twee dagen gecommen door de jacht den Winthont, den 6 Jann. van Pariba vertrocken, de bontgenoten | |
mede grootelijckx verblijden. Het sommier verhael daervan sende ick hier nevensGa naar voetnoot1. Men sal publycke danckseggynge ende teyckenen van victorie op de frontieren met het lossen van canon daerover doen. D'occupatiën, die den conynck van SpaengienGa naar voetnoot2 elders werden gegeven, commen die Compagnie wel; maer soo wanneer de macht van Spaengien twee, driemael sal wesen gerepousseert, sal men eerst weten, van wat seeckerheyt is hetgene soo maeckelijck wert vercregen. Men spreeckt van het heffen van een hondertsten penynck, doch sal Hollant ende Zeelant qualijck daertoe verstaen, soo die over al de provintiën niet en wert geheven. De MetersmanGa naar voetnoot3 ende van MedenGa naar voetnoot4 doen haer gebiedenisse. Ick verheuge mij over uEd. goet arrivement ende blijve UEd. seer geaffectionneerden ende
| |
Desen 22 Feb. 1635. De ambassadeurs naer PolenGa naar voetnoot5 sijn noch niet genomineert, dan wert aengeleyt op de heeren in mijnen lesten genoemtGa naar voetnoot6. | |
Adres: Mijnheer Mijnheer de Groot, Ambassadeur van de Croon van Sweden bij den Alderchristelijcksten conynck. In dorso schreef Grotius: 22 febr. 1635. N. Reig. |
|