Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1840. 1633 mei 17. Van W. van OldenbarneveltGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Ick hebbe die van den 23, 30en April ende 3 Mey ontfangen, soo dat ick meene, dat geene brieven van uEd. gemist sijn, maer voor desen wel hebbe bekommen, die open geweest waeren, gelijck ick uEd. hebbe gescrevenGa naar voetnoot2. Den lesten quam spoedich over, hebbende die den 14 deser ontfangen. Ick hebbe tot tweemael gescreven, aen wien uEd, het opscrift kan maeckenGa naar voetnoot3. Desen scrijve ick door DeltotonGa naar voetnoot4. Het versoeck van den prins van BrandenburchGa naar voetnoot5 aen de Sweedsche koninginneGa naar voetnoot6 vinde niet, dat dat de middel is om Duytslant in vrede te stellen, maer wel soo men die wilde geven aen den koning van PolenGa naar voetnoot7. Andere rijcksteden behoorden exempel te nemen aen Nurenburg. Saxen sal ongetwijffel sichselven bedrogen vinden. Van Bouchain is het nu heel stil ende de gevangens werden wel bewaertGa naar voetnoot8. Het doode licchaem van den gouverneurGa naar voetnoot9 is wel gebalsemt ende staet noch boven de aerden. Vranckrijck doet belofte genoech aen de Staeten, maer mijn dunck niet, dat sij het al te veel geloven, hoewel SchorpiusGa naar voetnoot10 met de sijne daertoe seer stoocken. Den grave van EgmontGa naar voetnoot11 wert ten besten in Vranckrijck niet getracteert, men heeft eenige daegen geleden gesproocken, dat hij sich socht met Spangnien te reconcilieren. Ick verwondere mij, dat uEd. vreemt vint van het volck van LepusGa naar voetnoot12, dat die insolent sijn, dewijle Lepus nu behoort van alle de werrelt bekent te sijn, ende wijser geselschap soude bij hem niet konnen dueren. Ick gelove CorvusGa naar voetnoot13 crullen in sijn staert heeft ende seer tot AriesGa naar voetnoot14 genegen is, gelijck mede doet SagittariusGa naar voetnoot15, ende meenen dat, Aries volmaeckt is. Dat HyadesGa naar voetnoot16 tijt begeert, meene niet, dat dat quaelijck genomen kan worden, maer om yemant te senden daer hij is dunck mij quaelijck sal willen om de groote | |
ende moyelijcke distantie van plaetse. Doch nu is de vraege, ofte Hyades sonder Ursa minorGa naar voetnoot1 met TaurusGa naar voetnoot2 niet soude willen aenspannen, opdat HeliadesGa naar voetnoot3 daernaer sijne woorden mach beleyden, want de subtijlste alhier twijffelen nochal aen Ursa minor, doch Heliades niet, dewijle hij wel bemerck, dat AquilaGa naar voetnoot4 het Taurus sal over den hals dringen ende LyraGa naar voetnoot5 is mede seer tot Ursa minor genegen. Evenwel souden de saecken van LeoGa naar voetnoot6 groote veranderinge konnen brengen. Hier hebben wij, dat den prins van Orangien Rijnberck heeft geblocqueert ende den Rijn onder ende boven gesloten, maer niet dat hij approches begonnen heeft. Soo hij het met vrientschap kan crijgen, gelijck men jae seyt, soo behoorden hij sijnselven daervoor niet te waegen, want een cogel soude hem soo wel konnen wechnemen als een ander; het soude een groot verlies voor de Staeten sijn ende onwtspreeckelijcke disordre veroorsaecke. Nu moeten wij verwachten, wat operatie des aertsbisschopsGa naar voetnoot7 ende hertoch van AerschotGa naar voetnoot8 kompste in Den Hage sal doen, die buyten disputen saeterdach verleden aldaer moeten gekommen sijn. Of die sullen tewege brengen, dat den prins sijn leger soude verlaeten ende daer kommen, twijffele ick seer, ende soo ick verstaen, soo hebben de Brabantsche gedeputeerde expresse last den prins int leger niet te volgen. Den marquis d'AytonaGa naar voetnoot9 met sijn volck is noch ontrent Mechelen ende Lier. Men spreeck veel, dat monsieurGa naar voetnoot10 sich sal met sijn broeder accommoderen door het houwelijck van LorraineGa naar voetnoot11, mits den cardinael de LorraineGa naar voetnoot12 wil trouwen met madame de CombaletGa naar voetnoot13. Eer ick die van uEd. van den 3 Mey ontfing, wiert mij van twee verscheyde geloofwaerdige persoonen geseyt, dat Hamelen ontset was. Dit is alles, dat mij voor dese mael voorkomt, ende blijve daermede voor altijts, Mijn Heer, UEd. ootmoedichste dienaer. | |
Den 17en Mey 1633. | |
In margine schreef Grotius: 17 Mey 1633. W. Oldenb. |
|