Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1721. 1631 december 30. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, 't Is mij leed te verstaen, dat mijn neeff van AdrichemGa naar voetnoot2 werdt getraverseert ende dat noch door soo onbetaemelijcke middelen. Ick ben hem van bloedswegen ende door veel ontfangen vrundschappen ten hoochste geobligeert. Mijn advys - onder verbetering - soude zijn, dat de wet van Delff met advys van de vroedschap (so)ude doen een publicatie in generale termen, dat men verstaet, dat eenige haer niet en ontzyen pasquillen te stroyen selff tegen personen van de regering, 'twelck nyet anders en can strecken dan tot perturbatie van de rust van de stadt ende goede ingesetenen vandyen, welcker welvaeren bestaet in goede eenicheyt ende behoorlijck respect tot de Overheyt. Het disposityff voorts in conformiteyt van de dispositie Liber unica causa, caput de famosis libellisGa naar voetnoot3, sonder verder te gaen. Voorts dat men den schoutGa naar voetnoot4 vermaene debvoir te doen tot het ondersoeck, oock met authorizatie onder de handt van enige recompense voor denghene, dye den autheur sal melden. Comende tot mijne saecke, ick geloove wel de humeuren van de rechters een soo redelijcke requeste, als ick ingestelt haddeGa naar voetnoot5, niet en connen verdraegen, ende mijn humeur verdraeght niet verder te gaen ofte eenigh ander versoeck te doen. Mijn huysvrouw is van deselve resolutie. Bidde uE. daerom mij daermede niet te quellen, alsoo het niet anders als groote onlust ende misschyen meerder swaericheyt in mij soude veroorsaecken. Soo de steden voor mij niet en willen doen, dat sij doen voor de predicanten, soo moet ick hoe eer hoe lyever letten op een goede retraicte, daertoe ick ende mijn huysvrouw wel zijn geresolveert. Bidde om mijne gebyedenisse aen de vrunden. Neeff BrasserGa naar voetnoot6 is in 't Noorderquartier. Den XXX December XVIcXXXI. UE. dyenstwillige broeder
| |
Adres (met andere hand): Mijn Heer Mijnheer Reigersberg raedsheer in den Hoogen Raidt in den Haeg. Den brenger zijn loon. In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot, den XXX Decemb. 1631 tot Amsterdam. Dat schepenen met commune .... e van de vroetschap publicatie behooren te doen in de saeke van de burgemeester Adrichem. Dat hij geen versouck kan doen. |
|