Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1716. 1631 december 19. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mon frère, Op uE. bryeff van den XV heb ick niet geantwoordt, omdat hyer gheen materie schrijvenswaerdigh is voorgecomen. | |
Ick wachte op 't scheyden van de vergadering, om dan te doen dat best sal zijn vindende mijn huysvrouw wel geresolveert. Nopende de sessie, vindende hem hyer geen swaericheyt ende hoope de saeck wel te booven te comen. Mij dunckt, dat men alles dyent te doen om Rotterdam te obligeren, om in een goede saeck resoluyter te gaen dan zij doen. Doen Arsens ende VosbergenGa naar voetnoot1 in Vrancrijck waeren is Glarges soonGa naar voetnoot2 altemet bij mij geweest met presentatie van sijns vaders vrundschap. Doe scheen het, wilde mij alle de werelt in 't land helpen. Nu ick hyer ben, wil ydereen mij daeruyt helpen. Alle versoeck is prejudicabel ende een intree van verder quaedt. GallusGa naar voetnoot3 moet niet meenen, dat men alles schuldigh is te doen, dat hij goed vind, dye dicmael raed geeft, niet dye de beste is, maer dye hem voor dye tijdt best te [pas] comt, sonder te letten op 't interest van deghenen, dye het aengaet, nochte op de equiteit van de saecke. Hadde hij mij willen helpen, hij had het wel anders connen doen. UE. weet, dat d'ApologieGa naar voetnoot4, daerover het nu meest opneemt, niet en is gemaeckt bij mijn goedduncken alleen, ende daer en is niet in, off het is waer ende rechtmaetigh, sooveel mij is bekent. NienrodeGa naar voetnoot5 apparentelijck heeft geweest tot Alcmaer. Bidde om mijne gebyedenisse aen MoederGa naar voetnoot6, broedersGa naar voetnoot7 ende vrunden in Zeelant, soo uE. derrewaerts gaet, 'twelck mij nochtans in dit coude weder buyten noodt niet zeer raedsaem en dunckt. Ick had aen mijn broeder de Groot geschreven om lijnwaets, dan heb hetselve terstont daernae ontfangen met het paspoort. Ick heb een bryeff van mijn huysvrouw van den IIIIe. Schrijft daer(bij), dat mijne clederen vertrocken zijn op Zeelant; dat is wambus, broeck ende mantel van een; daerbij is een cleedt voor uE. Seyt, dat gelet dyent, dat elck het sijne hebbe. In het uwe sijn nestelingen. Voor mij is oock een pack met papieren ende een cleyn boecxken. Een nachttabbaert voor mij seyt sij gesonden te hebben op Amsterdam met een cleedt voor mijn broeder de Groot, 'twelck hij dyent te weten; sij excuseert haer, dat sij gheen tijdt en hadde te schrijven. Waer dat pack van Amsterdam sal geaddresseert werden, weet ick niet, nochte oock aen wyen het hyer is gesonden met een deel goedt, soo sij seyt, van FranckenGa naar voetnoot8, cleermaecker à la croix de fer. Bij mijn clederen, is le Mercure François van 't jaer 1629Ga naar voetnoot9; dit boeck moet gegeven | |
werden aen Dr BontiumGa naar voetnoot1, dye oock ontboden hadde dye van het jaer 1630 ende 1631, maer deselve zijn noch niet gedruckt. Daer zijn oock twee boecken voor EpiscopiusGa naar voetnoot2. Hyermede sal eyndigen Godt biddende uE. te houden in zijne protectie. Den XIX December XVIcXXXI. UE. dyenstwillige broeder
| |
Adres: Mijn Heer, Mijn Heer Reigersberg, raidt in den Hoogen Raide in Hollant in den Hage. port. In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot den XIX Decemb. 1631 in Amsterd. Magistraet vint geen swaricheyt in de sessie. Men behoort alles te doen om Rotterdam in een goede saeck resoluyter te doen gaen. Alle versouck preiudiciabel ende een entrée van meerder quaet. Gallus raet suspect, vint goed niet wat best is, maer wat hem voor die tijt best comt. In mijne cleeren nestelingen. Mercure François voor Bontius. |
|