Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1632. 1631 mei 9. Aan N. Van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijn Heer, Icke en sal van mijne saecke niet meer schrijven als dit alleen: in monte Domini providebiturGa naar voetnoot5. Dat uE. schrijft van der Goude, meen ick dat soo bij GallusGa naar voetnoot6 geseit is à la volée, gelijck meer andere dingen. Van de vrede van Italie ende volle executie vandien werdt hyer niet getwijffelt. BellegardeGa naar voetnoot7 ende d'ElboeufGa naar voetnoot8 schijnt, dat 's conincx broederGa naar voetnoot9 verlaeten, omdat sij de dominatie van de CoigneuxGa naar voetnoot10 niet en connen verdraegen. De coninginnemoederGa naar voetnoot11 is noch nae Moulins niet, maer werdt gestaedigh daertoe geperst. Monsieur de SaumaiseGa naar voetnoot12 schijnt de Leydsche conditie te accepteren. Dit goedt hier ingesloten ende den brieff sal uE. gelieve te bewaeren, totdat mijn huisvrouw [comt]. Ick en weet niet, off sij in Zeelant verbeiden sal off daetelijck voorttreckenGa naar voetnoot13. Dit goed was wat pointecrippe maer omdat het te groot was, heb het gesonden door een bekende met haer . o ... erlyneGa naar voetnoot14. Mijne gebiedenisse aen de vrunden. 9 Mey 1631. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant in 's Gravenhage. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot den 9 Mey 1631. |
|