Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1631. 1631 mei 1. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mijnheer, In die saecke, die uE. seit nu te rusten, zie ick wel, dat uE. niet meer doen en can. 't Moet ons genoech zijn, dat wij de luiden hebben leeren kennen tot onse schade. Wij moeten voorts op het onse letten, daertoe - ick hoope - ons geen gelegentheit en sal ontbreecken. 't Sustenue van Leiden is onbeschaemt ende de wegen onlijdelijck. In Engelant, soo veel ick hier verstae, gaen de saecken niet wel voor ons. Die onsen staet tegen zijn, hebben daer het meeste credyt. De coninginne-moederGa naar voetnoot8 is noch te Compiègne, scharper bewaert. Heeft nae Moulins gansch niet willen gaen, hoewel men haer beloofde, dat sij daer vrij soude sijn. Den coning wil van haer nochte van sijn broederGa naar voetnoot9 geen brieven meer ontfangen. Men heeft hem diets gemaect, dat hij daerdoor vergeven soude mogen werden. Maer die dit inventeren, vresen meer voor de impressie in sijn geest, dan in sijn lichaem. Op de declaratie tegen deghenen, die 's conings broeder volgenGa naar voetnoot10, sijn d'opiniën in tweën gedeelt: eenige, dat men den coning moet remonstrantie te doen tegen de declaratie; anderen, dat den procureur-generaelGa naar voetnoot11 moet gelast werden, om | |
sich te informeren op de feiten, in de declaratie begrepen. Men sal apparentelijck in meerder getal daerop delibereren. Gheen van beide behaegt den cardinaelGa naar voetnoot1; het laeste minst. Valete. Den 1 Mey 1631.
Van de executie van de paix in Italië werdt niet getwijffelt. Men vindt hier niet goedt de lichting van VendosmeGa naar voetnoot2, insonderheit omdat men BeringamGa naar voetnoot3, die hier gedisgratieert is, de lieutenance geeft. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant in 's Gravenhage. In dorso met onbekende hand: Den 1 Mey 1631. Fransche zaken. |
|