Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1616. 1631 april 10. Aan J. WtenbogaertGa naar voetnoot2.Mijnheer, De Uwe ontfangen hebbende ben ick gegaen bij D. TilenumGa naar voetnoot3, die uE. ten hoochste doet groeten. Eenige stucken heb ick ontfangen, die over vyer maenden waeren gesonden ende de rest verwacht ick noch. T'gunt ick gezyen heb, behaeght mij wel. Van de conferentie met de LouvesteynscheGa naar voetnoot4 verwachte ick niet goeds, maer 't waer goedt geweest, had men dye met dat pretext connen uytcrijgen. Hyer zijn bij mij geweest VeilleuxGa naar voetnoot5, predicant van Chastillon eenige maelen, oock AubertynGa naar voetnoot6 van Chastres, meest om mij voor te werpen de nieuwe questies, dye sij seggen sonder eynde te zijn. T'advys van d'AillyGa naar voetnoot7 gesonden aen RivetGa naar voetnoot8, waervan de vrouw van TremouilleGa naar voetnoot9 copye gesonden heeft aen Sijne ExcellentieGa naar voetnoot10, is te accorderen met deghenen, dye blijven bij de vijff poincten, de rest uyt te sluyten; t' selve, seyt men mij, dat TurretinGa naar voetnoot11 weynich voor zijn doot had geadviseert aen MaistresatGa naar voetnoot12. T'voornemen ende de woorden gebruyckt bij de Noordhollandsche synodeGa naar voetnoot13 gaen zeer groff ende is wonder, dat de prins ende alle de overheden de oogen niet en openen ende haer gesaementlijck daertegen stellen; veel meer is wonder, dat zij sulcke luyden haere synoden laeten continueren. | |
Men verhoopt hyer zeer op het oorlogh in ons landt. De dryehondert duysent gulden zijn wel getelt, maer de rest sal volgen als dye can: de finantiën zijn hyer zeer uytgeput, de gemeente arm ende op eenige plaetsen met swaeren honger beladen, de regiering onseecker. s'Conings moederGa naar voetnoot1, hoewel de coning haer versoeckt te gaen nae Moulins, wil te Compiègne blijven tenzij men haer met geweldt wechvoere, schrijft zeer erbarmelijcke brieven aen den coning, maer den cardinaelGa naar voetnoot2 doet hem geloven, dat dit alles zijn contre-mine tegens 's conings authoriteyt. s'Conings broederGa naar voetnoot3 is te Neufchastel onder Bery, had een brieff geschreven aen den coning tot zijne naerder verantwoording, van zijns moeders ongeluck ende soo voort, waerdoor den coning soo is ontsteecken, dat den brenger genaemt BriançonGa naar voetnoot4 datelijck gevangen is gestelt, een goed middel om gheen hinder meer uyt dye hoeck te crijgen. Men vreest voor een oorlogh, maer niet vóór den oogst, alsoo men nu bij gebreck van eeten geen volck in t' veldt soude connen houden. Vale cum fratribus. X April XVIcXXXI uE. dyenstwillige
| |
Adres: A monsieur Monsieur van Meden. In dorso schreef Wtenbogaert: Ra. 21 Aprilis Resp. 28 eiusdem. |
|