Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1554. 1630 oktober 25. Aan J. WtenbogaertGa naar voetnoot9.Mijn heer. De uwe van XIIII deserGa naar voetnoot10 is mij wel behandicht ende bedancke uE. van de genomen moeyte. Van de besogne van de Schoonhoofsche synode had ick alrede verstaen. Wij moeten zyen, hoe dit in de Generaliteyt ende vooreerst in Hollant wil afloopen. De aenmerckinge op de gravaminaGa naar voetnoot11 zijn goedt ende behooren te opereren, tenzij de werelt soo blind is door quade onderrechting off door interest. Hoe het Rotterdam sal gaenGa naar voetnoot12, sal ick mede verlangen te verstaen. De goede | |
dyenen gecourageert. De correctiën in t'schrift D.TileniGa naar voetnoot1 waeren t'eenemael gestelt t'uwer discretie. Wij en connen hyer soo verre zijnde alles niet weten. De opinie Origenis de resurrectione werdt verhaelt verbis Methodii bij Epiphanium in t'leste van het capittel de OrigenistisGa naar voetnoot2. T'best, dat ick in uE. brieff vind, is dat AlpheusGa naar voetnoot3 hem verclaert genegen te zijn tot accommodatie ende daertoe te willen arbeyden. De verlossing van dye van LouvesteynGa naar voetnoot4 hanght aen de vigeur, dye hij sal willen toonen; sonder dat is alle arbeyt te vergeefsch. Ick meen, dat men Alpheus soo veel moet tegemoet gaen als eenigsins can geschyeden. Dit groot roepen over de nieuw gemoveerde quaestiën houdt hem vrij wat terugge. Ick weet wel, dat uE. altijd verstaen heeft, dat men zijne eygen bedenckingen soo veel niet en moet toegeven, dat men buyten noodt off door het spreecken aen de gemeente off door het schrijven de rust verstoore. De ordre ende eenicheyt vereyschen vrij wat ingebondenheyt in dese materie. Ick zye, dat onsen Heer niet geschreumt en heeft manieren van spreecken te gebruycken, dye in zijn tijdt bij de Joden in gebruyck waeren, hoewel niet uyt de h. Schrift genomen, ende da(t) de apostelen bij de Joden, dye Gryecksch spraecken, gevolght hebben de oversetting van de LXX, hoewel niet soo precys met het hebreeusch overeencomende, omdat den sin niet quaedt en was ende de werelt daeraen was gewent. T'selve meen ick, dat men moet doen in de woorden, dye met een groote overeenstemming der Christenheyt zijn aengenomen ende buyten twijffel ons vrijheyt genoech geven - selffs als men wil letten op t'gunt bij verscheyden daervan verscheydentlijck is geschreven - om deselve gevouchelijck te verstaen. Dit meen ick, dat niet alleen tot de voorsichticheyt, maer oock tot de Christelijcke liefde beh(oor)t, alsoo wij van de gemeene Christenheyt ons niet en moeten scheyden dan wt noodt behoudende - hoewel wij de sichtbaere gemeenschap met allen niet en mogen hebben - alle mogelijcke banden. D.TilenusGa naar voetnoot5 is van deselve opinie. In Italie zijn de saecken noch in eenen staet. De conditiën van den vrede, dye off gemaeckt off op handen is, werden secreet gehouden apparentelijck, omdat deselve niet zeer en zijn tot voordeel van Vrancrijck. Ick bidde om mijne gebyedenisse aen de vrunden. Den XXV October XVIcXXX. | |
Adres: A monsieur Monsieur van Mede. In dorso schreef Wtenbogaert: Grotius 1630. Recepta 5. Novemb. Resp. 30. Decemb. 1630. aengaende de gravamina synodael etc. van Schoonhoven ende de aenmerckingen daerop gestelt. |
|