Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1555. 1630 oktober 31. Van J. WtenbogaertGa naar voetnoot1.Mijnheer, Mijn leste was den 14. Octob.Ga naar voetnoot2; sedert is niet sonderling gepasseert. Amsterdam ende Rotterdam verscheydelick door gedeputeerden van de respective Zuydende NoorthollandscheGa naar voetnoot3 synoden besonden geweest zijnde tot restitutie van de respective vuyt- ende affgesette predicanten, persisteren, daerover de kerckelicke seer qualick tevreden zijn. S.Ex.e is noch in Zeeland. Daer is noch gheen vergadering in Holland. Ick sende uE. hier t'gene versch vuytgecomen is tegen de Remonstrantie der kercken ende ExtractenGa naar voetnoot4. Ick bid uE. schrijve mij zijn oordeel, al comt het post factum, t'can dienen in posterum. Onder de persse sijn noch speciale Aenmerckingen op de Zuydhollandsche, ende dese, aller kercken, remonstrantieGa naar voetnoot5. D. Tileni werckGa naar voetnoot6 is oock noch onder druck. Dese jongmanGa naar voetnoot7 - die mogelick dese sal brengen - gaet nae Caen, om sijne promotie in de medicinen. Ick ben sijn peeter. Was op de nominatie der hh. edelen int collegie theol. tot Leyden, wierdt met de verandering vuytgeset, alle tijdt seer vroom ende geschickt van leven; heeft sich eenige jaren beholpen met paedagogie, oock van wijlen des h. Groenevelts kinderenGa naar voetnoot8, middelertijdt oock medicinen gestudeert. Soo uE. hem yewers in ten besten raden off helpen kan, des versocht zijnde, oock om mijnen wille, ick bid'er om. Met grote haest. Den Heer met all de uwe bevolen. 31. Octob. 1630. UE. dienaer
| |
Adres: Aen mijn Heer mijn Heer de Groot. Parijs. In dorso schreef Grotius: 31 Oct. 1630. v. Mede. |
|