Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1543. 1630 september 23. Van J. WtenbogaertGa naar voetnoot1.Mijnheer. Ick weet, dat uE. van all, wat hier omgaet, door andere genoch wordt verwitticht; oock ben ick met D. EpiscopioGa naar voetnoot2 ende D. BorrioGa naar voetnoot3 z. over de 2 maenden op reyse geweest, in t'Sticht, t'Amsterdam, int Noorderquartier ende elders, oorsaecken, waerom ick een wijl geswegen hebbe. T'uwen van 25. July ontfing ick t'Amsterdam den 4.en deser. Sedert 't vuytgaen van de brieven ende requesten, die uE. heeft gesienGa naar voetnoot4, ist wat gelouwt soo veel aengaet het openbaer roepen van socinianisterij, hoewel ment niet en laet hier en daer de gemeynte, die niet en weet, wat het is, in te drucken, oock in predicatiën. D'extracten den heeren Staten ten leste dachvaert overgegevenGa naar voetnoot5 blijven daer versmoort, komen niet te voorschijn. Evenwel, copie daervan bekomen zijnde, is een antwoord, gestelt op dezelve, all veerdich om overgegeven te worden, soo haest men weder van de extracten sal beginnen te spreecken. Mogelick eer. Dan de professorenGa naar voetnoot6 sijn besich - soo geseydt wordt - om de heele Apologie te refuteren, hebbende de operatien daertoe gerepartieert. RivetGa naar voetnoot7 evenwel is van huys, de princesse van Oraengien verselschappende tot int bad, off Spaa. De gravamina van Schoonhoven hebben ons veroorsaeckt deselve vuyt te geven met Aenmerckingen op dezelve, ende dan noch een Aanspraeck aen d'overheydenGa naar voetnoot8, tot oopeninge van oogen. Sij sijn gesonden aen alle collegiën ende vroedschappen, oock wel ontfangen, soo men mij seydt. Men braveert hier seer met de brieven van eenige Zwitsersche cantons ende de republyck van Genève aen hare H.M.Ga naar voetnoot9, oock van de predicanten ende professoren aldaer aen de professoren hier, all tot laste van de Remonstranten. Alles is in druck. UE. schreeff, dat de Geneeffsche humeuren gedisponeert zijn tot eenige moderatie. Wat moderatie mach dat zijn? Hoe verre gaet die? 'T en blijckt altijdt uyt de geseyde missive niet. Dat uE. van de baron van DhonauGa naar voetnoot10 | |
[pagina 267]
| |
Ga naar voetnoot10 schrijft, gelove ick wel. Hoe is zijn naam? | |
Ist Abraham? Die heb ick gekent in 't gevolch van graeff Wilhem g.m.Ga naar voetnoot1. Ick twijfel, off het niet een ander is. Eene van de staet-joffr. van mijnvrouwe de princesse seyde de voorleden dagen, dat haer Ex.e gheen Arminianen luchten en mocht. Draeft dat vuyt die hoeck? UE. schreeff, een wijl geleden, van een synode der remonstranten gehouden tot Rotterdam, daer ick soude hebben gepraesideert. Noemt men dat een synode? Passe. T'was maer een bijcomste van bijcans alle de remonstrante leeraers, die int land zijn, om te sien wat beter ordre te stellen op hare saecken. Vele en konde niet worden gedaen, maer waren eenhellich in t'geen zij deden. Duerde maer 2 daagen; soo stil, dat het hier gheen esclat en gaff. Hoe is dan t'geruchte daer gecomen? T'Amsterdam gaet men voort int bouwen, t'werck is bijkans. gedaen: seer propys ende bequaem. Rotterdam haer niet genoegende met de plaetsche, die zij hadden, willen die quiteren ende een nieuw bouwen, hebbende alreede een erff daertoe gecocht voor 11 000 gulden. Mij dunckt, dat onse luyden hierin te voorbarich zijn, daer zijn niet leeraers genoch ende onder dezelve weynige, die emineren, haer onderhout comt oock soo schaars bij, dat ick niet en weet hoet de goede lieden maacken mogen. T'moet hierin ende in eenige andere dingen anders gaen, off t'is onmogelick te harden. Wij maecken kevien, eer wij de vogelen hebben. Onser parthijen hevicheyt ende d'offensie, die zij de politycken geven, dient ons tot een schaduwe: sonder dat, ende waren zij wijs, sij souden haer saecken met voordeel doen. De Heer confondeert haer consilia, dan wij mochten onse saecken oock wel wat beter aenleggen. Ick en sie ons soo lichtelick niet te komen, daer sommige meynen. De kercken van d'ander provinciën hebben gedeputeerde, om aen de Generaliteyt te klagen over het doorbreecken der Arminianen in Holland, ten eynde haer H.M. de verdruckte kercken aldaer de handt bieden, alsoo t'stuck van de religie allen provinciën gemeyn is. Dese gedeputeerde zijn in den Haege, maer hebben noch geen audientie versocht. Daer zijn defecten onder haer, sonderling bij de Zeuwen, die haer - immers dese - mogelick terugge sullen doen blijven. De gecommitteerde Raaden van Zeeland hebben BuisGa naar voetnoot2 ende HarpertGa naar voetnoot3, die als gedeputeerde dier kercken waren naer Hollandt gereyst, ten eynde als voren buyten ordre van hare Ed. Mog. een degelicken brieff geschreven. T'Schoonhovensche synodus, dat nu gehouden wordt, heeft requeste doen overgeven aen de HH. Staten van HollandGa naar voetnoot4, vergadert den 20.en, daerin zij klagen dat de remonstrantsgesinde dagelicx meer ende meer deurbreecken, soo door het incomen van de vuytgeseyde praedicanten, het houden van haere publycke vergaderingen ende conventiculen tegen de placaten, als het onbeschaemt verbreyden van haere | |
grouwelicke dwaalingen ende blasphemiën enz. - dese termen zijn nieuw, niet gebruyckt voor de Apologie -; verhalen voort, dat andere kercken buyten dese provinciën, eenige oock met goedtvinden van de provinciën zelve, haer gedeputeerde herwaerts hebben om hierover aen de Generaliteyt te doleren ende hulpe te versoecken, alsoo het eene gemeyne saecke is enz., versoeckende, dat haere Gr. Mog. gelieven goedt te vinden, dat 2 uyten haeren haer bij d'andere voegen, oock de saeck aen de Generaliteyt recommanderen ten eynde als voren. De H.R. Pens.Ga naar voetnoot1 dese requeste 2 off 3 dagen gehad hebbende, heeft se geproduceert in absentie van alle d'edelen, vuytgenomen de H. van DuvenvoordeGa naar voetnoot2, adviserende uyt der edelen naem, dat het versoeck billick was ende dat het meer als tijdt was op de secte der Arminianen te letten, om de grouwelen ende blasphemiën, ondert. in hare Apologie. Hierin wierdt S.E. gevolcht bij alle d'ander, vuytgenomen Dordrecht, Delff, Amsterdam ende Rotterdam, - dese leste spreecken seer vigoureus -, daerbij sich voechde Briel. Summa, t'ginck soo hooch, dat gheen conclusie genomen en wierdt, maer elck soude copie nemen van request, voorts is de vergadering datelick affgebroocken, alsoo Dordrecht seyde niet te willen besoigneren voor ende all eer de Generaliteyt off d'Admiraliteyt van hare H.M. wegen soude hebben gerepareert seecker attentaet tegen hare privilegiën. Amsterdam enz. saghen niet beter dan te scheyden om weerom te comen, als de G.R. haer ontbieden souden. Hiertegen moet weer wat gedaen worden tegen de naeste bijeencomste. Loevesteyn blijft Loevesteyn: AlphaeusGa naar voetnoot3 is seer daermede bewogen, maer men weet niet, hoe ment beginnen sal; men giet het in verscheyden vaten. Dese storm moet overgaen. SijGa naar voetnoot4 dancken uE. seer van de geduerige gedachtenis ende doen deselve seer hertelick groeten. Van Italiën off Vrancrijck hoor ick gands niet. Van de Trefves wordt oock niet gesproocken, hoewel men houdt, dat het int eynde daerop wil vuytkomen. Mijnheer, God beware uE. met sijne familie ende segene deselve met alle goedt. Ick ben ende blijve uE. dienaer, H.v.M. | |
23 Septemb. 1630. Mijnheer, Ick bid uE. ten hoochsten mij metten eersten eens te willen overschrijven de comportementen van den soon van mijnheer BeaumontGa naar voetnoot5, die nu wederom te lande gekomen is. T'is ten goeden eynde, dat ickt begeer. S.E. bracht mij een briefken van M.r D'orGa naar voetnoot6, die wat van S.E. melde, all ter eeren. Ick wenschte, dat S.E. wat breder daervan hadde geschreven aen mij. Was genegen hem daertoe te locken met eenige mijne antwoorde, maer de tijdt ontloopt mij. Quame het te passe, dat S.E. noch eens aen mij daervan schreve, ick wensch het, mijne replique soude dan op beyde brieven konnen vallen. Ick wensch oock uE. oordeel te ver- | |
staen van sijn progres in studiis, verstant, oordeel, capaciteyt ende naersticheyt enz. all ten goede, soo ick hebbe verhaelt. Franciscus WtenbogaertGa naar voetnoot1, die nu bij mij is, doet uE. ende Joff. seer groeten. | |
Adres: A Monsieur Mons.r Hugo de Groot A Paris. In dorso schreef Grotius: 23 Sept. 1630. J. van Meden. Socinus. |
|