Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1548. 1630 oktober 14. Van J. WtenbogaertGa naar voetnoot5.Mijnheer, Op gisteren heb ick den uwen zeer aengenamen van den IIII October ontfangen. Buyen en moeyten? Voorseecker en sijn d'eerste niet over en van de reste en ontbreeckt ons niet. Ick had uE. - meyn ick - geschreven van de remonstrantie van t'Schoonhovens synodus aen Holland tegen d'ArminianenGa naar voetnoot6 met versoeck om te mogen, neffens de gedeputeerde van d'ander kercken, gaen hulp versoecken bij de Generaliteyt, oock met recommandatie van Holland aen de Generaliteyt, sodanige andere kercken hadden: ende dat Holland copie van de remonstrantie genomen hebbende was gescheyden sonder resolutie. Daernae hebben de gedeputeerde der kercken van d'andere provinciën aen de Generaliteyt gepraesenteert de felste remonstrantie, die ick oyt las, versoeckende ernstige, promte, parate executie der placaten, sonder eenige conniventieGa naar voetnoot7. Sij kregen tot antwoord, dat verscheyden provinciën niet waren gelast, souden copie nemen om de mening van hare principalen te verstaen. Sij gingen daernae bij S.Ex.e, die sprack van de saeck te accommoderen, ende dat zijne mening was daertoe te arbeyden. Men sprack van verclaren, dat men niet en hadde buyten de 5 pointen, ende meenen eenige, dat wel gebeuren mocht, dat dat den remonstranten soude voorgehouden worden, maer ick weet niet, off parthijen daertoe soude willen verstaen, ende indien jae, off de remonstranten daermede seer gedient souden sijn. Middeler tijdt is eene ernstige verontschuldiging van der remonstranten wegen gestelt aen hare H.M. met eene antwoord op de extracten der professoren vuyt de ApologieGa naar voetnoot8, omdat de kercken haer daerop beriepen. Men wist gheen raedt, hoe ment binnen krijgen soude. Men sond het dubbelt aen S.Ex.e, die nam tamelick contentement, maer was scrupuleus over te leveren. Dus word alles gedruckt, om gedruckt gesonden te worden aen alle collegiën. Off het veel opereren sal boven, weet ick niet. Eer het komt, sullen d'andere provinciën aen den haren all last hebben gesonden apparentelick niet tot | |
voordeel. Evenwel hoopen wij, dat het vrucht doen sal in Holland, indient veerdich is voor hare vergadering. T'Synodus van Schoonhoven heeft de suspensie affgedaen. BerckelGa naar voetnoot1 flaccesseert ende dewijl hij veel aenhang heeft in de vroetschap, meynt men, dat de vroetschap met pluraliteyt oock flaccesseren sal. Geschiet dat, soo is de kerck boven: daermede oock een stem verloren in Holland. Een grote faute, dat zij hare gedeputeerde tot Schoonhoven gesonden hebben. Sic agnoverunt judicem. Evenwel schijnen Burgemeesteren - die hier bij advocaten zijn geweest consuleren - voet te willen houden ende de gesuspendeerde niet toe te laten, all souden zij haer de poort wijsen. Maer souden zij dat derven sonder de vroetschap? Wij sullen sien. T'Synodus van Noorthollandt is oock vergadertGa naar voetnoot2; hebben gedeputeerde gesonden t'Amsterdam; dan hare wervinge weet ick noch niet recht. D'onse aldaer zijn wat traach int adviseren. Ick houde, dat zij van Amsterdam wijser sullen sijn ende gheen gedeputeerde opt Synodus senden sullen. Men hoort niet anders van alle kanten, dan dat de kerck allom geresolveert is haere authoriteyt te mainteneren, all souden zijt all daeraen wagen. Men hoort vremde propoosten, die, gelijck se niet all en sijn te geloven, oock niet all en sijn te negligeren. God beware t'land voor confusie. UE. mach wel schrijven van domme botticheyt. De meeste hoop en verstaet noch en apprehendeert het niet. Isser een stadt, die wat siet, als Amsterdam, die sorcht maer voor haerselven ende dat binnen hare poorten is, buyten niet. Niemand en derff dese generale coorde roeren off men die voet, op die tijdt, om dese ende die consideratiën, doe gemaect, nu niet generalick en behoort te laten comen in non observantie. Warer maer een stadt die dat derfte proponeren met vigeur, dan waer' er hoope, nu weynich, soo lang Amsterdam ende Rotterdam elck voor haer particulier maer en blijven in hypothesi, niet anders seggende dan: onser stadt rust en lijdt het niet; maer de thesin derff niemand roeren. Daeraen oock hangt het stuck van Loevesteyn ende van andere. UE. seydt wel, waren die van LoevesteynGa naar voetnoot3 vuyt, ick soude mogen dencken op middelen; maer hoe raackense vuyt? AlphaeusGa naar voetnoot4, soo dickmael men hem daervan spreeckt, thoont sich seer genegen: sij hebben gelijck; het doet mij wat aen therte, t'is tijdt, sij moeten d'er vuyt, enz.; maer au reste, daer volght niet. Versoeckt men aen Hollant, dat sal niet accorderen, ende de meeste stemmen sullen tegen vallen. Gaet men aen de Generaliteyt, daer salt all t'selve zijn. Ick bid uE. eenich middel voor te slaen hoe ment best aenleggen soude. Nacht ende dach ben icker mede becommert. Geen saeck leydt mij swaerder opt herte. D. Tileni werckGa naar voetnoot5 heb ick gesien: t'is een prolixus commentarius op de Aenmerckingen, die kort zijn. De substantie is een. Hoewel het wat spade quam, immers in mijne handen, soo houde ick 't nochtans oorbaer, dat het vuytgegeven werde, | |
beyde int Fransch ende Duyts, tot welcken eynde ick de moeyte genomen hebbe t'selve te translateren. Ick hoope het goet doen sal; maer nae de vrijheyt, die de vrienden, aen dewelcke uE. het hadde gesonden, mij hebben gegeven, heb ick dat van CoolhaesGa naar voetnoot1, te weten qu'il vouloit renverser la discipline, wat anders gestelt, maer nae waerheydt. Heb oock de passagie Cypriani vuytgelaten, want die soude misbruyckt worden tot nadeel van de geproscribeerde, die ingecomen zijn. Oock dat van de 2 hoven van justitie in Holland, dat die souden hebben geadviseert par lettres aen de HH. Staten, que ce seroit une nouveauté praeiudiciable. T'is opt stuck van den eed, en la response au 7e article. UE. swagerGa naar voetnoot2 verclaert, dat dat van den H. Raet niet is gedaen. Men twijfelt oock van t'provinciael, te meer, dat men niet en weet, dat de hoven daerop gevraecht zijn. Hebbe derhalve die particulariteyten overgesprongen. Had ickt gesien gehad, doe ick lest aen uE. schreeffGa naar voetnoot3, ick soude daervan vermaent hebben, maer 't quam mij eerst lang daernae ter hand. Wij sijn in twijfel, hoe ment metten titel maecken zal. Mach d'autheur wel lijden, dat zijn naem daervoor gestelt werdt? Non puto. Dan denckende dat de S.r BrasserGa naar voetnoot4, aen denwelcken het gesonden was, daerop ordre heeft, laet ick S.E. daermede bewerden. UE. heeft mij vriendschap gedaen mij soo rond van M.r BeaumontGa naar voetnoot5 te schrijven. T'is mij lieff ende is gevraecht - soo ick schreeff - ten goede. Dat perssen tot dupliceren tegen Racau heeft wat in; wat willen zij doch seggen, spreeckende van de opinie Origenis de resurrectioneGa naar voetnoot6? De Aenmerckingen op de gravamina, Aenspraeck aen de heerenGa naar voetnoot7, met noch eenige andere dingen, sullen uE. met gelegenheyt gewerden. Ick danck uE. van de Italiaensche tijdingen, ende God, dat S.Ma.tGa naar voetnoot8 weer gesond is. S.Ex.e gaet nae Zeeland. De vijand wordt geseydt, wat voet te hebben op eenigh eyland. Mijn opinie is niet, dat dat d'eenige boodschap is. Ick bevele uE., mijnheer, den Almachtigen met joffr. uE. huysvrouw ende kinderen, ende bidde, dat mijne reverentien werden gedaen aen messieurs Tilenus - die ick van zijn arbeydt zeer bedanck -, DorGa naar voetnoot9, MercierGa naar voetnoot10, enz. 14 October 1630. UE. dienaer,
| |
Adres: A Monsieur Monsieur de Groot. Paris. In dorso schreef Grotius: 14 Oct. 1630. van Meden. |
|