Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1517. 1630 juni 19. Van J. WtenbogaertGa naar voetnoot4.Mijn heer, De heer advocaet M.r Quirijn van StrijenGa naar voetnoot5 heeft mij versoght om een briefken van recommendatie aen uE. voor brenger deses, zijn soonGa naar voetnoot6. Hoewel ick nu wel weet, dat de vader bij uE. in sulck aensien is, dat sijn soon oock sonder mijn aenprijsen uE. sal aengenaem zijn; dewijl nochtans de vader onse vriend is, heb ick hem zijne begeerte niet willen weygeren, te min dat de jongman zelve sulcx meriteert naer t'getuygenis, dat ick van hem hoore. Voor drie jaaren had ick hem aen D. BarlaeumGa naar voetnoot7 gerecommandeert, om bij S.E. te mogen woonen in zijn convictu ende onder zijn opsicht. Hij wierd daernae van D. Barlaeo zeer gepresen, ende academicus geworden zijndeGa naar voetnoot8, heeft hij in korte tijdt soo veel in studiis gevordert, dat de vader hem nu derwaerts seynd om zijne promotie, de geleertheyt ende t'verstant passerende - soo men mij seyd - sijne jaeren. De vader prijst hem oock van zijne zeeden ende seydt, dat hij modest ende geregelt is in zijn leeven. | |
UE. gelieve hem een vriendelick aensicht te thonen, oock in mijn regard, ende, indien ick yet bij uE. vermach, laet hem somtijts toe uwer E. aenspraack, instructie, advis ende goede raedt, als hij die soude mogen begeeren ende uwer E. vele occupatiën t'selve toelaaten, genieten, om gelijck als uyt uwer E. volle borsten te mogen suygen t'gheen hem eewelick te staade komen ende nut zal zijn. Van ander dingen en schrijve ick nu niet, omdat ick niet en weet, wanneer dese jongman reysen zal; oock twijffel ick, off hij wat lang mocht onderwegen blijven, eer hij bij uE. komen sal. Mijn leste aen uE. was den 10.enGa naar voetnoot1, daernae, te weten den 18.en, heb ick van uE. ontfangen een cleyn briefken sonder date, daerin uE. adviseert, dat uE. t'examen censuraeGa naar voetnoot2 hadde ontfangen ende besich was met t'selve naerstich te doorlesen, vermanende van alle goede voorsichticheyt ende neersticheyt in dese occasie te gebruycken, om de wederparthije, die in haere desseings te kort valt, geen voordeel te geven. Hoe dit alreede geschiet is, heeft uE. ten deele vernomen uyt mijn voorgaende schrijven, ende sal t'selve noch breder verstaen uyt t'gheen ick uE. noch dese weecke, gelieft het Godt, verhoope te schrijvenGa naar voetnoot3. Alsoo dan dese tot gheen ander eynde dient, bevele ick uE. hiermede den Almachtigen. Desen 19. Junii 1630. UE. ootm. dienaer
| |
Adres: A Monsieur Monsieur Hugo de Groot à Paris. Per amy que Dieu garde. In dorso schreef Grotius: 19 Iunii 1630. Meden. |